Eindeloos doorontwikkelen #artikelen
Interview met Rob Abbenhuis en Jacqueline Kerkhoffs: een kijkje achter de schermen van een inspirerende vernieuwing.
Interview met Rob Abbenhuis en Jacqueline Kerkhoffs: een kijkje achter de schermen van een inspirerende vernieuwing.
Als duo begeleidden Rob Abbenhuis – namens SLO, het landelijk expertisecentrum voor het curriculum – en Jacqueline Kerkhoffs – als vertegenwoordiger van de Stichting Platforms vmbo (SPV) -, de vernieuwing van de beroepsgerichte examenprogramma’s in het vmbo, kortweg ‘Vernieuwing vmbo’. “Een bijzondere operatie, want de ‘aanstichters’ waren de scholen zelf”, zegt Rob. Dat scheelt behoorlijk in draagvlak voor een vernieuwing! Een dubbelinterview over een “toptijd”, die eigenlijk nog steeds voortduurt.
Hun eerste ontmoeting? Mijn sollicitatiegesprek bij Jacqueline, die toen ruim 15 jaar bij SLO werkte, vertelt Rob. In hun loopbanen tot dan toe zijn aardig wat parallellen te ontdekken. Zo begonnen ze allebei als invaldocent, niet ongewoon eind jaren tachtig: Rob als docent biologie aan een mavo, Jacqueline als docent in alle avo-vakken op een lhno-school. Omdat de banen zeker voor vrouwen niet voor het oprapen lagen, begon Jacqueline aan de studie orthopedagogiek. Bij het vormingswerk voor werkende jongeren kreeg ze gaandeweg een vaste aanstelling. Ze groeide door tot directeur, onderweg – nóg een parallel – alle mogelijke uitdagingen met beide handen aangrijpend. Rob vervulde zijn vervangende dienstplicht bij Cito en kwam in het management van het groene mbo terecht, met uitstapjes naar het vmbo.
Niet lang na haar afstuderen solliciteerde Jacqueline bij het team
Beroepsonderwijs van SLO. Aanvankelijk als projectmedewerker Oriëntatie en Schakeling en toen het vbo-team iemand zocht voor toen zogenoemde ‘vrouwelijke vakken’ Verzorging en Uiterlijke verzorging, stapte ze over naar dat team. “Niet dat ik daar ook maar enig verstand van had, maar ik was een vrouw en zo ging dat.” Een herkenbare ervaring voor Rob: op basis van ‘wat ervaring met de pc die net zijn intrede deed in het onderwijs’ werd hij gebombardeerd tot informaticadocent.
Vanaf de introductie van het vmbo in 1999 tot aan de invoering van de tien nieuwe profielen in 2016 heeft het vmbo afdelingsprogramma’s gekend, vertelt Jacqueline. Het proces rondom de ‘Vernieuwing vmbo’ begint een paar jaar na de invoering van het vmbo. Er waren al beroepsgerichte examens en intra- en intersectorale programma’s. Beroepsgerichte programma’s waren in 1999 ontstaan door combinaties van beroepsgerichte vakken tot één vak.
“DAAR ZAT DE KRACHT VAN HET TRAJECT: MET HET VELD SAMEN ZIJN WE HET GEWOON GAAN DOEN.”
Het eindadvies ‘Vensters op de toekomst van het vmbo’ van de Adviesgroep Vmbo (2008) onderstreept dat het vmbo geen eindonderwijs is en zich moet richten op de voorbereiding van leerlingen op het vervolgonderwijs, met een belangrijke rol voor LOB. Het onderwijs is te versnipperd en verouderd, het curriculum inflexibel en steeds moeilijker organiseerbaar. Het advies is om de programmastructuur te vereenvoudigen en te flexibiliseren, zodat scholen zelf hun onderwijs kunnen bepalen en praktisch beheersbaar kunnen maken. SPV neemt de ‘erfenis’ van de Adviesgroep over en organiseert een veldverkenning over de toekomst van de beroepsgerichte programma’s. Rob: “Het veld gaf aan dat er een soort wildgroei was ontstaan met 35 gedetailleerd voorgeschreven afdelingsprogramma’s en wilde dat er bredere programma’s kwamen.”
In 2011 verleent het Ministerie de projectopdracht ‘Vernieuwing beroepsgerichte programma´s in het vmbo’ aan SLO. In de opdracht werd opgenomen dat er samengewerkt moest worden met SPV. Van 2011 tot 2015 hebben sectorale vernieuwingscommissies voor Economie, Groen, Intersectoraal, Techniek en Zorg & Welzijn nieuwe beroepsgerichte examenprogramma’s ontwikkeld voor het vmbo.
Vanaf 2013 tot aan de invoering van de profielen in 2016 wisselden pilotscholen per profiel ervaringen uit.
“De ontwikkeling van 35 afdelingsprogramma’s naar tien beroepsgerichte programma’s is nooit opgezet als grote vernieuwing”, zegt Jacqueline. Sectorale vernieuwingscommissies hadden de opdracht om binnen de vijf sectoren telkens twee programma’s te ontwikkelen. Met als uitdrukkelijke opdracht van OCW om de kans op vernieuwing te maximaliseren, zónder blauwdruk. Eenmaal op pad vroegen de sectorvernieuwingscommissies meteen om kaders… Rob: “Uiteindelijk hebben de sectoren Intersectoraal, Zorg & Welzijn en Groen ieder één profiel gekregen en de sector Techniek, onder grote druk van de branches, vijf profielen. Als de sector overtuigd was, was het oké. De programma’s kenden eenzelfde format, maar in hoe ze beschreven zijn zie je de taal en de cultuur van de sector terug.”
De herziening van de programma’s – de wettelijke taak van SLO – voerden we uit in nauwe samenwerking met SPV en een regiegroep bestaande uit SLO, CvTE, Cito, een vertegenwoordiger van de VO-raad en de MBO Raad. Dat was nieuw, vertelt Rob. Allebei bewaren ze goede herinneringen aan de regiegroep: “De inhoudelijke discussie en het samen zoeken naar ruimte en mogelijkheden waren heel bijzonder. Zo ook de opstelling van OCW in de vernieuwing; zichtbaar voor de pilotscholen, betrokken, goed luisterend naar het veld en voortdurend op zoek naar mogelijkheden om het tóch weer anders te regelen. Door het vele constructieve overleg was het een heel inspirerend vernieuwingstraject.” Vanaf 2013 waren er pilotscholen die de programma’s mee-ontwikkelden, maar nog veel meer scholen die geen pilotschool waren. Eíndeloos veel regionale bijeenkomsten om het veld te blijven meenemen in de ontwikkeling, zo kijkt Jacqueline terug. “Daar zat de kracht van het traject: met het veld samen zijn we het gewoon gaan doen.” “Gaandeweg hebben we van die aanpak enorm veel profijt gehad, omdat het draagvlak genereerde bij de scholen,” beaamt Rob. “Als tijdens een landelijke bijeenkomst iemand uit het publiek opstond en zich hardop afvroeg ‘waarom doen we dit eigenlijk?,’ hoefden wij nooit te antwoorden, omdat er steevast een collega opstond om die persoon terug te fluiten: ‘Dit is wat we met z’n allen wilden.’ Einde discussie. Dat was hartstikke fijn!”
Scholen ervaren de keuzevakken als grote winst van de Vernieuwing,
vervolgt hij. “Het idee van profiel- en keuzevakken is op een vrijdagmiddag ontstaan in de regiegroep en vervolgens aan de sectorvernieuwingscommissies gepresenteerd. De opdracht beoogde meer individuele keuzes voor leerlingen mogelijk te maken. Vrij snel bedachten we dat er geen volgtijdelijkheid moest zitten in het volgen van profiel- en keuzevakken. Bijna organisch ontstond toen de gedachte dat leerlingen die profiel A deden, ter oriëntatie keuzevakken uit profiel B zouden kunnen doen. Jacqueline: “Door een bredere oriëntatie komt het voorbereidend karakter van het vmbo echt tot zijn recht. Wij vonden dat een fantastisch idee! En het veld stond erachter om het programma op die manier dichter bij de wensen van leerlingen te brengen. Het is geweldig dat sommige scholen leerlingen echt onderwijs op maat bieden. Ieder schooljaar wordt er in nagenoeg alle – inmiddels 190 – keuzevakken examen gedaan.”
Sommige scholen gingen daar ver in, vertelt Rob: “Op een Noord-Veluwse pilotschool maakte een docent een nieuw keuzevak ‘fietsenmaker’ voor één leerling, wiens vader en opa ook fietsenmakers waren. Die leerling deed dat vak, vond het helemaal niks en kwam tot de ontdekking dat hij liever kok wilde worden. Het allermooiste was dat de docent zelf super enthousiast was vanwege het grote leerrendement.” Jacqueline: “Al doende ontdekte men de flexibiliteit die de nieuwe structuur bracht. Tekenend is de opmerking van een docent: ‘Bij de aftrap van Vernieuwing vmbo gingen we jongleren, als metafoor voor loslaten. Toen begreep ik dat niet, maar nu snap ik het.’”
“ALS SCHOLEN EN LEERLINGEN ÉÉN DING POSITIEF WAARDEREN ZIJN DAT DE KEUZEMOGELIJKHEDEN.”
- Rob Abbenhuis
“Onze taak was een systeem te bouwen met als ontwerpcriteria minder en bredere programma’s met meer keuze voor leerlingen, overzichtelijker en meer flexibel. Of scholen dat ten volle benutten is een tweede. Maar het systeem biedt wel die mogelijkheden. Ik beschouw de Vernieuwing als hartstikke gelukt en ben daar ook super trots op!” zegt Rob. Of scholen gebruik maken van de ruimte die er is, blijkt vooral af te hangen van of de schoolleiding de mogelijkheden ziet. Jacqueline: “In de pilots zagen we al dat kleine scholen makkelijker meer keuzevakken organiseren dan grote. ‘Nieuw vmbo’ heeft laten zien dat scholen beperkt worden door de regels die ze zichzelf opleggen, terwijl er van alles kan. Ik gun élke school een schoolleiding die het vmbo ziet, kent en steunt.”
Rob: “Door Vernieuwing vmbo is ontegenzeglijk meer recht gedaan aan de ‘v’ van vmbo. Toch zeg ik wel eens dat het vmbo nog steeds niet bestaat. Dat is geen verwijt aan docenten. Toen het vmbo ontstond gaven docenten een beroepsgericht vak. Dat verander je
niet zomaar. Het zou wel mijn wens zijn dat we het vmbo écht voorbereidend kunnen maken. We leiden geen beginnend beroepsbeoefenaren op. Het is eigenlijk een gotspe dat we beroepsgericht onderwijs binnen het voortgezet onderwijs hebben. Daar moeten we van af, maar waar we absoluut níet van af moeten is de beroepsgerichte didactiek. Als je op een school terechtkomt met de profielen Z&W en E&O is de kans klein dat je in aanraking komt met keuzevakken van techniek of groen. Terwijl het zo belangrijk is om ervaring op te kunnen doen over sectoren heen, je af te vragen wat je daarvan vindt en dat het mag tegenvallen.”
Een laatste hartenkreet nog: “We hebben een systeem gemaakt dat kaderdoorbrekend is. Als scholen en leerlingen één ding positief waarderen zijn dat de keuzemogelijkheden. Nieuw vmbo ontwikkelt zich nog steeds door. We zijn nu bezig met examenprogramma’s 2.0 van de beroepsgerichte programma’s. De keuzevakken blijven daarbij een belangrijk onderdeel. Het zou goed zijn als er wordt onderzocht of deze systematiek doorvertaald kan worden naar andere dan de beroepsgerichte vakken.”