Werk aan de winkel voor een sterk vmbo #artikelen
Ruud van Leeuwen over trends en ontwikkelingen in het vmbo.

Ruud van Leeuwen over trends en ontwikkelingen in het vmbo.
Hij was betrokken bij allerhande vernieuwingen in het vmbo, onder meer bij het profiel Economie en Ondernemen en – nog steeds – bij de coördinatie van Bijscholingvmbo.nl, een initiatief, dat rechtstreeks voortvloeide uit de inhoudelijke vernieuwing van de beroepsgerichte programma’s. Een bijzonder succesvol initiatief, want nog steeds maken duizenden vmbo-docenten gebruik van de georganiseerde bijscholingen om up-to date te blijven. Maar bovenal staat hij bekend als dé cijferman van het vmbo en maakt hij al 20 jaar gedetailleerde overzichten voor SPV van deelname- en stroomcijfers. Een belangrijke taak, want het vmbo wordt vaak geplaagd door onkunde over hoe het in elkaar steekt en door beeldvorming. In gesprek met Ruud van Leeuwen over trends en ontwikkelingen in het vmbo.
Het plezier in cijfers, dat zat er bij Ruud van Leeuwen altijd al in. Op zijn 17e, met het mulodiploma op zak, begon hij ‘op kantoor’ bij een voorloper van Nationale Nederlanden. Aanvankelijk werkte hij aan wiskundige berekeningen, daarna volgde de overstap naar de reclame-afdeling, waar hij reclametekeningen maakte en logo’s ontwierp. De verzekeringswereld was niet helemaal zijn wereld, dus begon hij aan een opleiding cultureel werk aan de sociale academie. Dat bracht hem bij een baan in het vormingswerk, dat niet veel later opging in het kmbo. Nog steeds zoekende besloot hij de deeltijd-opleiding tot docent Economie te gaan volgen.
Na de opleiding bleef hij op dezelfde school aan de slag en werd een van de eersten in Nederland die met leerlingen in de klas met computers ging werken. De leao-kantooropleiding was toentertijd de grootste opleiding en bleef dat tot diep in de jaren negentig. Dezelfde groep scholen kreeg een jaar later de kans om met een kantoorsimulatie te werken. “Een geweldige ervaring!” blikt Ruud terug. “We konden als klas handel drijven met andere scholen en projecten in het hele land. Alles was echt, op het geld en de goederen
na. Leerlingen konden de complete administratieve afhandeling inclusief personeelszaken en salarisadministratie uitvoeren en rouleerden over de afdelingen. Eigenlijk vond ik al het innovatieve rond het onderwijs leuker dan het lesgeven zelf”, bekent hij.
Halverwege de jaren negentig gaat Ruud aan de slag bij PAT, een organisatie die lesmaterialen en simulaties ontwerpt, zoals LINK. “Bij de invoering van het vmbo was Economie al niet langer de grootste sector. Dat werd Zorg en Welzijn. Daarna zijn de kantoor- en winkelopleidingen gehalveerd en daarmee het sterkst gekrompen in het vmbo. Vanuit het arbeidsmarktperspectief voor de administratie logisch”, vindt Ruud, “maar het kan wel als opstap dienen voor wie in die richting door wil naar mbo4 en naar het hbo. Inperking van de doorgroeimogelijkheden betekent minder kansen voor trage starters.”
Bij PAT verdiept Ruud zich in de vmbo-cijfers, om zo grip te krijgen op hoe het in elkaar steekt. Als het kleinschalige PAT wordt overgenomen door een grote uitgeverij, besluit hij rond 2010 als zzp’er aan de slag te gaan. Zo geeft hij veel presentaties over de stromen en ontwikkelingen in het onderwijs.
JE KAN HET ONDERWIJS ECONOMISCH ÉCHT EFFICIËNTER MAKEN DOOR BETERE SAMENWERKING IN DE KOLOM.
Rond 2013-2014 komt Ruud van Leeuwen in contact met SPV. Tijdens de regionale bijeenkomsten zijn er veel vragen over de nieuwe structuur van het beroepsgerichte vmbo. De verduidelijkende presentatie, die hij daarvoor maakte, blijkt een schot in de roos. In dit werk komt zijn affiniteit met cijfers, het visualiseren van ontwikkelingen en automatisering bij elkaar. “Als ik terugkijk is dat een rode draad in mijn loopbaan, zij het steeds in andere contexten.” Al 20 jaar maakt hij nu jaarlijks overzichten van de onderwijs- en deelnamecijfers, en van de doorstroom van vmbo naar mbo en hbo. “Doordat in de loop der tijd de levering van broncijfers te maken kreeg met strengere privacyregels en de AVG, gaan er helaas details verloren.”
Het is belangrijk om de cijfers rond het vmbo te presenteren”, vervolgt Ruud. Neem één van de belangrijkste trends in de afgelopen twintig jaar: “Jaren ging na de basisschool 55% van de jongeren naar het vmbo en 45% naar havo/vwo. Op een bepaald moment was dat bijna omgekeerd; echt niet wat je zou verwachten. De opwaartse druk is in de grafieken goed zichtbaar en ook terug te zien in de flinke afstroom in leerjaar 3. Vanuit scholen klinken geluiden, dat ze gedurende het jaar meerdere klassen zij-instromers erbij krijgen. De doorstroomtoets versterkt dat momenteel. Dat leidt tot bizarre consequenties: in eerste instantie krimpt het vmbo, met gevolgen voor de formatie, en dan ineens zíjn die leerlingen er weer. Op zo’n complexe situatie kun je als school niet voorsorteren.”
“Het Nederlandse onderwijssysteem met een vroege selectie en harde ‘knips’ tussen overgangen helpt daarin niet. Een vmbo’er moet, in tegenstelling tot havisten en vwo’ers al met 15 of 16 jaar naar een
compleet ander instituut, waar je als vmboleerling in het begin vaak ‘op herhaling gaat’. Al 30 jaar wordt er gewerkt aan doorlopende leerlijnen, door gemotiveerde individuen met goede voornemens, maar het strandt vaak op instituties, financieringsstromen en organisatievormen. Bij het handjevol voorbeelden van waar het wel lukt, zijn het vaak de docenten die elkaar goed weten te vinden. Je kan het onderwijs economisch écht efficiënter maken door betere samenwerking in de kolom. En vooral voor leerlingen kan het traject zo een stuk aangenamer worden!”
Daarnaast blijft het interessant om te volgen welke richtingen leerlingen ingaan en wat scholen aanbieden. “Een leerling kiest meestal uit het aanbod van de school waar hij/zij ‘toevallig ‘ zit. In die zin zou het ideaal zijn dat er op zoveel mogelijk scholen zoveel mogelijk aanbod is. Maar doordat het vmbo met een dubbele krimp te maken heeft door opwaartse druk, – nu door de doorstroomtoets nog extra versterkt -, en sinds 2016 door een demografische krimp die nog wel zo’n 10 jaar voortduurt, wordt dat steeds moeilijker. Dat zal uiteindelijk wel móeten leiden tot meer samenwerking”, verwacht Ruud.
“Ook bij D&P, het profiel dat ook wel gezien werd als oplossing voor de organiseerbaarheid, is er krimp. Het profiel Groen daarentegen is de laatste jaren fors aan het groeien, maar die groei zie je niet terug in het mbo. De beweegreden om voor een groen profiel te kiezen is vermoedelijk dus niet om erin dóór te leren, maar vanwege de kleinschalige omgeving. Als je de leerlingen die vanuit D&P doorstromen naar mbo Zorg en Techniek erbij telt, dan zijn het profiel Z&W en de technische profielen nagenoeg even groot als voorheen: er zíjn gewoon minder leerlingen, maar daarvan kiest een ongeveer even groot deel voor die twee sectoren. Het blijft belangrijk om leerlingen te stimuleren en te helpen een goede keuze te maken voor een van de profielen.”
“DE BEROEPSKANSEN VOOR PRAKTISCH GESCHOOLDEN ZIJN HOGER DAN OOIT EN DAT ZAL VOORLOPIG ZO BLIJVEN.”
- Ruud van Leeuwen
“Een mooie ontwikkeling van de laatste tijd, mede dankzij de inzet van minister Dijkgraaf, is de erkenning en waardering voor mensen die mbo gevolgd hebben. De beroepskansen voor praktisch geschoolden zijn hoger dan ooit en dat zal voorlopig zo blijven. Als maar bij leerlingen, ouders, scholen en docenten helder voor ogen staat: ‘We hebben kansen!’, en niet: ‘Wij zijn minder.’ Je kunt echt excelleren in een beroep of vak! De arbeidsmarkt mist mensen die aan de slag kunnen in de bouw, winkels, de energietransitie, de zorg, de groensector en noem maar op. Geef daarom ook jongeren die uit het buitenland hierheen komen alle kansen in het onderwijs, want we
hebben ze keihard nodig, op alle niveaus!”
“De cijfers geven alle aanleiding om hard te blijven werken aan de PR rondom vmbo en mbo. Als je binnen het vmbo keuze voor technische profielen gaat stimuleren, kan dat alleen maar ten koste gaan van andere sectoren. Dus moet je zorgen dat er méér leerlingen naar het vmbo komen. Dat zou een gezamenlijke verantwoordelijkheid en inspanning van alle profielen moeten zijn, en geen onderlinge concurrentie.” Dat is ook wat hij zou wensen voor het vmbo in de komende jaren: de groei die het vmbo toekomt en eindelijk een inhoudelijke en institutioneel goed georganiseerde doorstroom naar het mbo.