Hans Suijkerbuijk – docent HBR op De Rooi Pannen in Tilburg #docenten
25 jaar docent met passie voor het vmbo

25 jaar docent met passie voor het vmbo
Schoolloopbaan: Met een havo-advies startte Hans op de mavo, volgde aansluitend de havo en de opleiding tot docent handvaardigheid in Tilburg.
Loopbaan: Na de militaire dienst werkte hij gedurende tien jaar twee dagen per week als vakdocent op een vsolomschool in Bergen op Zoom en drie dagen als vakdocent beeldende vorming op een basisschool in Krooswijk/ Rotterdam. Vervolgens werd hij docent handvaardigheid aan het lbo in Den Haag. Omdat handvaardigheid een ‘luxe-vak’ werd, schoolde hij zich bij tot docent Techniek in de basisvorming. Via een leverancier van materialen, die hem en De Rooi Pannen kende, kwam hij terecht in Tilburg, aanvankelijk als vervanger en al snel met een vaste aanstelling en werkt daar nu bijna 28 jaar.
“Als klein jochie droomde ik ervan later een beroemd acteur of komiek te worden. Op de mavo had ik handvaardigheid als eindexamenvak, op de havo tekenen. Ik wilde graag iets creatiefs doen, daar was ik goed in. Van huis uit was de boodschap: ‘Kies iets waar je je geld mee kunt verdienen.’ Ik had een keer op een basisschool meegelopen. Het werken met kinderen ging me goed af. Dus ging ik de vijfjarige opleiding ‘leraar handvaardigheid’ volgen, fantastisch! Vanaf jaar 1 liep ik stage en mocht ik – ff opscheppen – meteen al lesgeven, want een natuurtalentje. Op de middelbare school was ik ook al altijd degene die de kinderfeestjes in de buurt organiseerde.”
“Op De Rooi Pannen kon ik kiezen tussen een baan als docent handvaardigheid of docent bij de nieuwe Horecaafdeling. Koken was mijn hobby. Omdat ik bij horeca de eerste docent zou zijn, leek me dat een zekerder vooruitzicht. Ik heb me gespecialiseerd in het bakkerijgedeelte, op eigen initiatief en kosten, om keuzevrijheid te behouden.
Koud een paar maanden bij De Rooi Pannen werd ik gevraagd om leerlingbegeleider te worden. (Lachend:) Ik herinner me dat mijn collega’s toen ik net begon héél veel medelijden met me hadden, omdat ik moest invallen in de meest problematische klas van dat schooljaar. ‘En?’ vroegen ze naderhand ongerust. Maar ik had niks gemerkt, ik was kinderen uit grote steden gewend en zat nu in een provinciale omgeving met hartstikke brave leerlingen, die luisterden en gewoon aan het werk gingen.”
“Zeer zeker! Dat waren twee docenten van de laatste klas van de lagere school, van wie er één aan toneel deed. In die klas ben ik een jaartje blijven zitten. ADHD was nog niet uitgevonden, maar de school en mijn ouders waren het erover eens dat deze jongen ietwat te druk en te speels was, en dat de concentratie te wensen overliet. Daar hadden ze volkomen gelijk in: het is de aard van het beestje, nog steeds. Ik vond het helemáál niet erg om nog een jaar bij diezelfde docenten te zitten en te gaan voor de hoofdrol in de musical.”
(Lacht:) “Ze zijn nooit gelijk enthousiast over meneer Suijkerbuijk. Dat komt, omdat ik hier twee petten op heb, die van docent en van leerjaarcoördinator, en in die laatste rol heb je met handhaving van regels en straffen te maken. Ik heb de reputatie dat ik een strenge meneer ben. Tussen de herfst- en de kerstvakantie begint de ontdooiperiode en denken ze: ‘Hij is eigenlijk best leuk.’ Dan hoor ik van collega’s terug dat leerlingen zeggen: ‘Als je gewoon normáál doet bij die meneer, is-ie aardig!’ Collega’s vinden het fijn als ze in de tweede klas leerlingen krijgen, die mij in de eerste hadden: die hebben de basis gehad, structuur, hoe je respectvol met elkaar omgaat en dat je ook best een grapje kan maken.”
“In wezen niet, maar er is wel veel veranderd. Een leerling met problematiek waar we ons twintig jaar geleden enorm zorgen over maakten, dat is nu een gemiddelde leerling. De wereld is zoveel veranderd voor leerlingen. Er zijn zoveel uitdagingen. En het niveau loopt terug. De ronde schijf met wijzers aan de muur die we klok
noemen, die kennen ze niet. Voor mij is dan de les, dat ik niet meer ‘kwart over tien’ zeg, maar ‘10uur15’.”
“Het belangrijkste vind ik zelfvertrouwen en realiteitszin. Dat is lastig, want veel ouders vinden dat alles maar haalbaar moet zijn. En anders wordt het gezien als falen. Maar als je je stinkende best hebt gedaan en de basisberoepsgerichte leerweg is jouw niveau, dan ben je als persoon niet minder. Er is een tijd geweest dat leerlingen van zichzelf zeiden: ‘Ik ben maar basis.’ Dat vond ik heel erg. Vmbo’ers kunnen écht iets. Ik word heel fel op mensen die daar denigrerend over doen.”
“Ik maak me zorgen over de taalbeheersing. We willen leerlingen voorbereiden zodat ze zich in de maatschappij kunnen redden. Ze komen van het basisonderwijs binnen met een achterstand en die haal je niet zo maar even in, al doen we daar van alles aan. Daarnaast moet de school veel aandacht besteden aan allerlei maatschappelijke problemen. Er ligt weinig meer als taak bij ouders of in de opvoeding.”
“Nee, want ik ben nog steeds mezelf. Ik heb mijn eigen waarden, en ik ben er trots op dat kinderen dat fijn vinden. Het onderwijs wil teveel nieuw, nieuw, nieuw. Behoud eens wat goed is en bouw dat uit. Natuurlijk ga je mee met digitalisering, maar ik vind het ook leuk, dat ik nog een lesuur tegen een klas kan kletsen en ze kan boeien. In de bevlogen verhalen zit de menselijke interactie. De wereld om ze heen is al zo gedigitaliseerd en ze krijgen soms al weinig aandacht.”
“Het belangrijkste vind ik altijd dat we het gezellig hebben met elkaar in de klas. Als de sfeer goed is, pikken we vanzelf wat op.”
“Veel leerlingen van de basisberoepsgerichte leerweg zijn supergoed in Engels. Nu is er een diploma op maat, maar voorheen vond ik de stapelmogelijkheden rianter. Er zou meer waardering voor beroepsonderwijs mogen zijn in de maatschappij en minder druk: kijk waar een kind thuishoort en wees daar tevreden mee. Met een diploma basisberoepsgerichte leerweg kun je nog zoveel groeien, ook in opleidingen in een bedrijf. Ik vraag oudleerlingen altijd om nog eens langs te komen, en als ze dat doen breng ik ze meteen naar een klas om hun verhaal te vertellen. We hebben een oud-leerling, die op een gegeven moment naast mij stond als onderwijsassistent en daarna docent werd. Hoe mooi is dat!”
“Het is mooi om te zien dat je bijgedragen hebt aan de ontwikkeling van een leerling en wat die leerling bereikt. Op een gegeven moment kwam de term ‘onderwijs op maat’. Dat is precies wat ik vanaf het moment dat ik begon met lesgeven gedaan heb. Dan voel je je af en toe wel een duizendpoot, maar op maat werken is wel het allerleukst. Ze hoeven niet allemaal door datzelfde malletje. Basisleerlingen werken vaak niet voor zichzelf maar voor jou als docent. Ik vind het heel fijn dat ik ze dan iets terug kan geven, en laten merken dat ze waardevol zijn.”