“De mavo is het scharnierpunt van ons onderwijssysteem” #artikelen
Ineke Munter over de invoering van het vmbo in de praktijk.
Ineke Munter over de invoering van het vmbo in de praktijk.
Ineke Munter was als teamleider en later als schoolleider nauw betrokken bij de invoering van het vmbo. Als voorzitter van het Platform-TL zet ze zich in voor de invoering van het praktijkgerichte programma (PGP). “Juist wanneer leerlingen in de praktijk bezig zijn, hebben ze er lol in.”
Ineke Munter ziet het schema nog voor zich, dat ze 25 jaar geleden op voorlichtingsavonden gebruikte om de structuur van het vmbo aan ouders uit te leggen: de basisberoepsgerichte leerweg leidde op voor mbo2, van kader stroomde je door naar mbo3 of mbo4, van de gemengde leerweg naar mbo3 of mbo4, en van de theoretische leerweg naar mbo4. “De opzet was heel helder”, zegt ze. “De vmbo-richtingen sloten naadloos bij elkaar aan en bereidden allemaal voor op een mbo-opleiding.”
Ze maakte zich er daarom ook hard voor dat de tl, gl, basis en kader in één schoolgebouw werden gehuisvest. “Ook omdat je de vrijheid had om op de tl een 7de vak aan te bieden, en op deze manier kon dat ook goed een praktijkvak zijn.”
Dat gebeurde lang niet overal: landelijk gezien kwam er destijds vanuit de mavo’s juist een lobby op gang om de mavo niet verder te laten gaan als tl binnen het vmbo, maar meer op zichzelf te laten staan, of aan te laten sluiten bij havo en vwo. De mavo/tl was daarmee, en is dat nog steeds, een scharnierpunt. Met één voet aangesloten bij het trio mavo/havo/vwo, aan de andere kant onderdeel van basis/kader/gl/tl.
“Ik vond het samenvoegen van tl, basis en kader nodig om het vmbo tot een succes te maken, dus ik vond het jammer. Scholen hebben nu vaak aparte mavo’s, omdat ze op die manier meer leerlingen trekken dan met een tl-afdeling binnen een vmbo-school. Ouders vinden de mavo vaak aantrekkelijker dan vmbo-tl. Ze willen een zo hoog mogelijke opleiding voor hun kind en dat snap ik ook wel. Als je afvoer verstopt is, ben je dolblij met een loodgieter, maar het is niet het eerste waar je aan denkt voor je eigen kind. Dat is menselijk en het is hoe de maatschappij op dit moment nu eenmaal in elkaar zit.”
“Er ging veel op de schop. Om te beginnen de wijziging van de lessentabel. Een aantal vakken ging terug in lesuren, het kostte veel zendingswerk om mensen daarin mee te nemen. En bij de eerste lichting leerlingen die vmbo-examen Zorg en Welzijn deed, bleek dat er zes waren gezakt terwijl ze wel goede cijfers hadden. We snapten er niets van, tot bleek dat ze een ander keuzevak hadden gevolgd dan één van de officiële verplichte keuzevakken. Ik heb toen echt peentjes gezweet. We waren niet de enige school waar daar iets dergelijks mis was gegaan, en de inspectie was gelukkig coulant. Daarna kon ik de ouders uitleggen dat hun kind een héél bijzonder diploma had. Uiteindelijk konden we erom lachen, maar dat heeft wel even geduurd.”
“Bij de invoering van het vmbo zijn de verschillende niveaus vervangen door leerwegen. Voorheen konden leerlingen examen doen op niveau a, b, c of d. Op de mavo deed je dan bijvoorbeeld examen in 3 vakken op c-niveau en drie op d-niveau. In het voorbereidend beroepsonderwijs kon een leerling dat precies zo doen, maar die kreeg dan een vbodiploma. Daar klopte iets niet. De leerwegen van het vmbo zorgden voor helderheid: bij kader deed je nu alle examens op niveau c en in de tl op niveau d. Maar het nadeel was dat je als leerling nu werd ingedeeld op basis van je slechtste vak en ook op dat niveau examen deed in alle vakken.
Wat ik ook jammer vond, was dat leerlingen Zorg en Welzijn geen creatief keuzevak konden volgen. Die leerlingen kozen vaak voor vervolgopleidingen waar ze daar voorheen juist veel plezier van hadden. En nog een verandering: in het vbo deden leerlingen vooral schoolexamens, nu kwamen er voor alle leerwegen centrale examens. Ook hier: meer helderheid, minder vrijheid.”
“HET VMBO-DIPLOMA MOET STATUS HEBBEN.”
- Ineke Munter
“Voor veel docenten was dat geen gemakkelijke overstap. Het vmbo werd echt voorbereidend onderwijs. Leerlingen mochten nu kennismaken met verschillende beroepen, om te ontdekken of het iets voor ze was. Met name voor techniekdocenten was het slikken. Zij waren gewend om leerlingen op te leiden voor een vak. Nu bereidden ze ze in brede zin voor op het vervolgonderwijs.
Niet iedere docent was het ermee eens, maar die verandering was noodzakelijk. Het smalle opleiden voor een beroep paste niet meer in de huidige wereld. Natuurlijk, er zijn altijd een paar leerlingen die op hun dertiende al precies weten wat ze willen worden en daar niet meer vanaf stappen. Maar veel leerlingen weten het helemaal niet, of ze dénken het te weten, terwijl ze geen idee hebben wat een vak eigenlijk inhoudt. Daarom is het belangrijk dat leerlingen in aanraking komen met veel facetten van verschillende beroepsrichtingen.”
“Ik hou van de term ‘funderend onderwijs’. Dat maakt duidelijk wat onze taak is in het po en vo: de leerlingen de basisvaardigheden bij te brengen. Taal en rekenen, burgerschap, cultuur. Het kennen van zichzelf en de wereld om zich heen. Vmbo’ers leren met handen en voeten, dus het is belangrijk dat ze leren in een praktijkgerichte omgeving. Dan hebben ze er ook meer lol in. Daarom zijn de praktijkgerichte vakken belangrijk. Maar de keuze voor een profiel betekent uitdrukkelijk níet dat ze daarmee ook een beroepskeuze maken.
Overigens is de meerwaarde van praktijkgericht leren natuurlijk ook voor havo en vwo relevant.
Ik heb ooit geregeld dat onze havoleerlingen les kregen op het vliegveld Teuge. Zo’n praktijkervaring doet meer dan zes theorielessen. De theorie gaat voor ze leven, sommige ontdekken dat ze een bepaalde kant op willen. En natuurlijk zijn er leerlingen die afloop zeggen: ‘Ik weet zeker dat ik dit níet wil’. Dat is ook prima.”
“39% van de vmbo-leerlingen gaat naar de tl en zij verdienen het om ook met de praktijk kennis te maken. Dat heb ik vanaf de invoering van het vmbo gevonden. Ik ben dan ook blij met de actuele aandacht voor praktijkgericht leren in de tl. Veel tlscholen zijn er al enthousiast mee begonnen.
Overigens kan er al meer dan je denkt. Soms dénken we dat er regels zijn, terwijl ze er niet zijn. Op een van mijn scholen hebben we bijvoorbeeld voor een vwo-leerlinge die patissier wilde worden geregeld dat ze een vak bij HBR kon volgen. Dus dat zou voor een tl-leerling ook best kunnen. Dat is dan misschien een uitdaging om te organiseren, maar we hebben capabele mensen voor de klas die creatieve oplossingen kunnen bedenken. Ik ben wat dat betreft heel hoopvol gestemd. Als je iets wilt, vind een weg! En soms moet je gewoon ook het lef hebben om tegen de inspectie te zeggen ‘Het is niet volgens de regels, maar ik vind het verantwoord.’ (Lachend:) En als je geschoren wordt, heel stil zitten.
Ik ben trouwens ook blij dat er bij het PGP een schoolexamen komt, dat geeft ruimte voor scholen om het zelf vorm te geven. Aan de andere kant moeten scholen dan ook het lef hebben om elkaar zonodig aan te spreken en samen de kwaliteit van het onderwijs hoog te houden. Je moet het vmbodiploma niet cadeau krijgen, het diploma moet status hebben.”
Ineke Munter komt uit een onderwijsgezin, maar wilde als leerling van de hbs-b ‘absoluut niet’ het onderwijs in. Het werd Schoevers en een baan bij Philips in Almelo, met een avondopleiding wis- en natuurkunde aan de hts. Toen ze daarvoor stage liep op een lts was ze alsnog meteen verkocht. “Het mooie van onderwijs zit in de dingen die je zelf logisch vindt, maar dat voor de leerling niet zijn”, zegt ze. “Dan moet je diep graven om het goed uit te kunnen leggen. De kunst is om dat zo te doen dat het lampje bij de leerling gaat branden.” Ze was docent wis- en natuurkunde, teamleider en directeur vmbo bij CSG Het Noordik, directeur vmbo Carmel Hengelo en directeur vmbo/havo/vwo bij CSG Reggesteyn. Tegenwoordig is ze voorzitter van het Platform-TL.
“Ik hoop dat het ooit zover komt dat alle voleerlingen tot hun zestiende bij elkaar blijven, onder één dak. Dat zou mooi zijn, want dat leerlingen zo vroeg gescheiden worden, vond ik al raar toen ik naar de hbs ging.
Tijdens een studiereis naar Estland en Finland zag ik dat het goed kan werken als leerlingen langer bij elkaar blijven. Ze trekken met elkaar op en leren van elkaar. Nu is de situatie daar anders: Scandinavië is grotendeels dunbevolkt, dus je ontkomt er niet aan om alle leerlingen op een school bij elkaar zetten. Die noodzaak is er in Nederland niet, want wij zijn een klein en dichtbevolkt land. We zijn ook eigenwijs, en we zijn goed in het bedenken van nieuwe regels. De schoolkeuze is hier enorm en nu zie je dat kinderen soms met de auto naar school worden gebracht, terwijl er ook een school om de hoek is.”
“Dat is een voordeel als je van de tl naar de havo gaat, omdat je dan in die vakken geen examen meer hoeft te doen. Aan de andere kant kun je die vakken niet verzilveren als je naar het mbo gaat. Je zou, als het gaat om maatwerk, ook met het mbo kunnen afspreken welke vakken niet per se nodig zijn voor de bepaalde vervolgopleiding, zodat een leerling toch door kan stromen als zo’n vak echt een struikelblok is.
Dat soort aanpassingen geeft meer vrijheid, maar doet wel weer af aan de helderheid die er bij de invoering van het vmbo is gekomen. Maar goed, dat heb je bij elke systeemverandering. Je doet het naar eer en geweten, maar er zijn altijd dingen die in het oudere systeem beter waren. Daar ontkom je niet aan.”