Een grote verandering die geruisloos werd ingevoerd #artikelen
In gesprek met Tessa van Dorp over de invoering van de profielen.
In gesprek met Tessa van Dorp over de invoering van de profielen.
Zo’n twaalf jaar na de invoering van het vmbo was duidelijk dat er een vernieuwingsslag nodig was. Binnen de beroepsgerichte leerwegen basis en kader werden ruim dertig verschillende examenprogramma’s aangeboden, die soms maar een paar leerlingen per school trokken. Bovendien was de inhoud van een aantal vakken verouderd en sloot niet meer aan bij de beroepspraktijk – administratie draaide bijvoorbeeld allang niet meer om machineschrijven en het versturen van faxen. Tijdens een kamerdebat in 2011 maakte staatssecretaris Marja van Bijsterveldt dan ook bekend dat er nieuwe examenprogramma’s zouden komen voor het vmbo.
Het ministerie van OCW wilde hierbij samen optrekken met de vmbo-platforms. Daarom kwam er een duale projectleiding van Jacqueline Kerkhoffs van de Platforms vmbo en Rob Abbenhuis van SLO, en een regiegroep met vertegenwoordigers van de VO-raad, MBO Raad en AOC Raad (tegenwoordig Connect Groen), CvTE en Cito.
Tessa van Dorp was als teamleider vmbo bij het Ministerie van OCW de schakel tussen de projectleiding, de regiegroep en het ministerie. “De regiegroep moest het vernieuwingstraject begeleiden en vooral het belang van het vmbo voor ogen houden”, zegt ze terugblikkend. “De vraag was: waar zijn ons beroepsonderwijs en vooral de leerlingen en het vmbo echt mee geholpen? Dat stond los van de belangenbehartiging. Iedereen was bereid het grotere belang voorop te stellen en echt naar elkaar te luisteren en met elkaar mee te denken. Dat was een van de redenen waarom het traject vanaf het begin goed liep.”
“Aanvankelijk was het idee dat er twee profielen zouden komen voor elk van de sectoren Techniek, Economie en Zorg en Welzijn. Maar binnen Techniek waren er veel meer examenprogramma’s dan bij Zorg en Welzijn, en de sector had ook stevige argumenten waarom er een apart profiel Mobiliteit en Transport moest komen. Uiteindelijk kwamen er daarom drie technische profielen en één profiel Zorg en Welzijn. Met de pilots kwamen er ook nieuwe namen: de technische profielen waren BWI, PIE en Mobiliteit en Transport, de economische profielen HBR en Economie en Ondernemen en er was een zorgprofiel, Zorg en Welzijn. Het profiel Groen en D&P kwamen later, en Grafisch en Maritiem kregen ook ieder een eigen traject.”
“Er zat vanaf het begin veel vaart in het proces. Vanaf november 2011 maakten ontwikkelgroepen van docenten in razend tempo nieuwe examenprogramma’s. De regiegroep adviseerde de staatssecretaris over de kwaliteit van de concept-examenprogramma’s en intussen ging SPV alvast op zoek naar pilotscholen, zodat de pilots meteen van start konden gaan als de concept examenprogramma’s waren goedgekeurd.
De wetgeving liep parallel aan het hele denk- en toetsproces, ook dat was bijzonder. Normaalgesproken maak je eerst een conceptexamenprogramma, vervolgens ga je piloten, en daarna wordt de wetgeving geschreven. Maar dat kostte teveel tijd, dus we hadden bedacht om in dit geval al tijdens de pilot te beginnen met het schrijven van de wetgeving.
Die snelheid past trouwens bij het vmbo. Als je iets wilt veranderen, kun je eerst honderd jaar nadenken, maar je kunt het ook gewoon gaan dóen en gaandeweg bijstellen en verbeteren. In dit geval hadden we een ontwikkelkader met een aantal piketpaaltjes waar de examenprogramma’s aan moesten voldoen, en de ruimte om goed onderbouwd af te wijken en bij te stellen.”
“De pilotscholen werden ook meegenomen in het ontwikkelen van de concept examenprogramma’s. Vaak wordt er bij vernieuwing- of verandertrajecten vooral gewerkt met een groep die er positief tegenover staat, maar in dit project zaten er op ons uitdrukkelijke verzoek in elke pilotgroep ook scholen en leraren die aan de start sceptisch waren over voorgestelde veranderingen.
Nadat in het schooljaar 2012-2013 de pilots van start waren gegaan, waren er ongeveer elke zes weken bijeenkomsten in Arnhem met de pilotscholen, over waar ze tegenaan liepen, waar ze ondersteuning bij nodig hadden en wat ze anders zouden willen. Als dat een vraag was waar alle pilotscholen zich in konden vinden, stapte ik in de trein terug naar Den Haag met een boodschappenlijstje voor mijn collegaambtenaren en juristen van OCW, en werd gesleuteld aan de concept-wetgeving.”
“Een vraag ging over de volgorde van de examens. In het voortgezet onderwijs rondden leerlingen eerst de schoolexamens af, en daarna deden ze het centrale schriftelijke- en praktijkexamen, het CSPE. De pilotscholen wilden dat voor het beroepsgerichte programma graag om kunnen draaien. De leerlingen van vakscholen, zoals de horecavakscholen, zouden dan in de derde al het CSPE kunnen doen, en zich in het vierde leerjaar verder kunnen specialiseren met behulp van beroepsgerichte keuzevakken.
De pilotscholen stonden allemaal achter dit idee, ook de scholen die het zelf niet in wilden voeren, maar het paste niet in het onderwijsstelsel. Ik heb daarover vele complexe gesprekken gevoerd met onder meer de ambtenaren van de onderwijsinspectie. Uiteindelijk is het wel gelukt om deze mogelijkheid wettelijk in te bouwen in de praktijkexamens.
Er waren ook onderwerpen die het niet haalden. Een aantal pilotscholen wilde op elk moment van het jaar een CSPE af kunnen nemen. Dat heeft natuurlijk voordelen, maar dan moest CvTE/Cito zoveel examens gaan fabriceren, dat kon echt niet.”
“VERANDERINGEN IN HET VMBO: GEWOON DÓEN.”
- Tessa van Dorp
“Een grote puzzel was hoe we LOB konden meenemen in de examenprogramma’s, op zo’n manier dat het echt iets toevoegde. En bij de behandeling van de Wet op de vmbo-profielen constateerde de Tweede Kamer terecht dat met het wetsvoorstel alle vmbo-leerlingen in de beroepsgerichte leerwegen verplicht LOB kregen, maar leerlingen in de tl nog niet. Vervolgens hebben we de wetgeving aangepast om dat gelijk te trekken.
Verder wilden we ook meer flexibiliteit inbouwen in het curriculum. Gezien de snelheid waarmee de arbeidsmarkt verandert, zou het van de zotte zijn om na de invoering van de profielen weer tien of twintig jaar te wachten met het aanpassen van de beroepsgerichte examenprogramma’s. Daarom werd een systeem bedacht met profielen en beroepsgerichte keuzevakken. Die keuzevakken bieden de mogelijkheid om het curriculum voortdurend aan te passen, op initiatief van de scholen en in samenwerking met het mbo en het bedrijfsleven. Die wendbaarheid was er voorheen niet.”
“Het was alles bij elkaar een grote curriculumverandering, die geruisloos is ingevoerd. Het proces verliep goed en de uitkomst was ook goed. Dat kwam vooral doordat we met alle partijen samen zijn opgetrokken. De scholen, de docenten, SPV en de mensen van OCW zaten op een lijn. Als er iets was, konden we daar altijd een open en serieus gesprek over voeren.
Dat neemt niet weg dat de invoering van de profielen met name ook voor beroepsgerichte docenten een grote verandering was. In feite kwam het erop neer dat hun vak werd afgeschaft en een nieuwe vorm kreeg. Ik maakte me daar destijds wel zorgen over. Vooral bij Economie en Ondernemen was een aantal vakken echt verouderd, het vak Administratie was bijvoorbeeld genadeloos ingehaald door technologische ontwikkelingen. Maar die docenten zagen zelf ook in dat daar iets aan moest gebeuren. Hun insteek was: ’Mijn vak is om jonge mensen te helpen op weg naar een plek in de maatschappij, en daar hebben ze nieuwe kennis en vaardigheden voor nodig.’ Ik was onder de indruk van hoe zij die professionaliseringsslag maakten.”
“Nee, met name een aantal techniekdisciplines had het best moeilijk, bijvoorbeeld met de invoering van het profiel PIE. Ik herinner me een gesprek met een boze metaaldocent, die vond dat ’het mooie vak van lassen verwerd tot Hamertje Tik.’ Een praktische vraag kwam van docenten op kleine scholen: ‘Hoe gaan we dit organiseren qua onderwijsbevoegdheid?’ Dat had juridisch nogal wat voeten in de aarde, maar we hebben daarvoor uiteindelijk de teambevoegdheid kunnen regelen. Als individuele docent hoef je nu niet het hele examenprogramma tot in de puntjes te beheersen, zolang in een
team de bevoegdheden van alle docenten samen het complete examenprogramma dekt.
Een ander kritiekpunt was de aansluiting bij het mbo. In deze periode werden op het mbo ook de kwalificatiedossiers geïntroduceerd, dus de vraag was of dat niet beter op elkaar had kunnen aansluiten. Maar dan was het vmbo pas jaren later begonnen met de profielen, dus dat was ook zonde geweest.”
“Met de invoering van de profielen werd het voor leerlingen mogelijk om keuzevakken te volgen die geen deel uitmaken van hun profiel. Het keuzevak Ondernemerschap kun je bijvoorbeeld aan elk profiel koppelen. Maar het aantal scholen dat de mogelijkheid ging aanbieden om profieloverstijgende keuzevakken te volgen, viel me tegen.
Verder vind ik het jammer dat de profielkeuze over het algemeen nog steeds zo stereotype is. Bij het profiel PIE zitten bijna alleen jongens. Zorg en Welzijn trekt vooral meiden, terwijl dat voor veel jongens ook een geschikt profiel is. Het doorbreken van zulke rolbevestigende patronen was geen doel op zich, maar ik hoopte wel dat de invoering van de profielen dat effect zou hebben. Scholen kunnen natuurlijk nog steeds wel zelf proberen die keuzepatronen doorbreken, bijvoorbeeld door slimme opdrachten te ontwerpen die voor meiden of juist voor jongens aantrekkelijk zijn. Er zijn vmbo-scholen die BWI meer koppelen aan design en dan lukt het wel om meer meisjes te trekken.”
“De beroepsomgeving verandert nog steeds snel, maar vmbo-scholen zullen hun onderwijs prima kunnen aanpassen. Het is vooral spannend of de lerarenopleidingen snel genoeg kunnen meebewegen. Ik zie bijvoorbeeld een groeiende aandacht voor techniek, maar het is een grote uitdaging om de techniekdocenten van de toekomst op te leiden. De krapte op de arbeidsmarkt raakt het vmbo sowieso hard, vooral in de grote steden.
Een actuele vraag is hoe je taal en burgerschap integreert in alles wat je doet op school. Vakoverstijgend werken blijft sowieso belangrijk binnen het vmbo. De ontwikkeling van de leerling komt op de eerste plaats, en niet het eigen vak. Dat maakt het vmbo ook anders dan een havo of vwoschool. Ik vind het vmbo-onderwijs nog steeds het mooiste onderwijs dat er is. Dat zit vooral in de mentaliteit van doen en aanpakken. Is er iets aan de hand, dan ga je dat samen oplossen. Niet door alles tot in den treure uit te onderhandelen, maar door slim samen te werken. Dat was trouwens ook een van de leuke dingen aan dit hele traject: het was nooit saai!”