“Geef scholen ruimte om het goed te doen en kijk verder dan de slaagpercentages” #artikelen

Artikel met Jan Kastelein: “deeltijdpensionado” die na jaren voor het Ministerie van OCW en het College voor Toetsen en Examens (CvTE) gewerkt te hebben nu terug is bij zijn eerste vak: dat van wiskundedocent.

Terug naar overzicht
Thumbnail

“Geef scholen ruimte om het goed te doen en kijk verder dan de slaagpercentages”

‘De cirkel is rond’, constateert Jan Kastelein met genoegen. Als “deeltijdpensionado” is hij, na jaren voor het Ministerie van OCW en het College voor Toetsen en Examens (CvTE) gewerkt te hebben, terug bij zijn eerste vak: dat van wiskundedocent. Toen op een havo-vwoschool, nu op de Open Schoolgemeenschap Bijlmer; “mijn gedroomde school”. In de rol van onderwijsassistent geeft hij wiskundebegeleiding aan leerlingen van alle niveaus. Daarmee gaat een langgekoesterde wens in vervulling, namelijk lesgeven aan leerlingen van het vmbo, het schooltype waarvoor hij zich tijdens zijn loopbaan in het bijzonder heeft ingezet.

Een loopbaan met memorabele momenten, zoals vrij recent nog de organisatie van de centrale examens in coronatijd. Toen de minister het centrale examen van 2020 besloot te cancelen, ging het centraal examen voor het eerst sinds 1945 niet door. De schriftelijke examens waren al gedrukt en de cspe’s verspreid onder de vmbo-scholen. “Er is een terughaalactie georganiseerd om de cspe’s verspreid over de komende jaren zoveel mogelijk te kunnen hergebruiken. Dat was ongekend!” vertelt Jan. Het gaf de ketenpartners, te weten het CvTE, Cito en DUO met de Inspectie van het Onderwijs en het ministerie, tijd om de koppen bij elkaar te steken om opties voor examenjaar 2021 te verkennen. Met als insteek alles op alles te zetten om de centrale examens van dat jaar wél te laten plaatsvinden.

Professioneel genieten

Vanuit het CvTE voerde Jan Kastelein de regie om haalbare en uitvoerbare scenario’s op te stellen en tot in detail te doordenken, als een soort ‘Outbreak Management Team Centrale Examens’. “In die periode was niets vanzelfsprekend. Zo moest de drukker aan een miljoen liter inkt zien te komen. Examens online vaststellen via Teams was nog nooit eerder gebeurd. Doordat de minister koos voor aangepaste maatregelen met onder meer drie in plaats van twee tijdvakken, waren er dus meer examens nodig. Een geweldige uitdaging om dat in coronatijd allemaal dichtgetimmerd en kloppend te krijgen. Dankzij alle mensen die ervoor gegáán zijn, is het gelukt. Professioneel gezien heb ik van dit traject genoten”, vertelt Jan.

De coronatijd benadrukte nog eens extra de meerwaarde van de flexibele en digitale centrale examens van vmbo basis en kader. “Terwijl voor papieren examens in die periode alles uit de kast gehaald moest worden, vragen de digitale flex-examens niets extra’s. Sinds jaar en dag gebruikt 99% van de vmbo-scholen deze examens;

dat zijn Noord-Koreaanse meerderheden!” aldus Jan. Voor scholen is het prettig zelf het afnamemoment en de tijdstippen van inhalen en herkansen te kunnen bepalen. De digitale flex-examens bestaan sinds 2005 en worden in 2025 regulier.

Cspe als kroonjuweel

Voor het vmbo was 2003 het eerste jaar met centrale examens voor de beroepsgerichte vakken. Tot die tijd waren er landelijke examens, met de status van een schoolexamen. “Een meerwaarde van centrale examens is het positieve terugslageffect ervan: als je je onderwijs daarop richt, ben je goed bezig. Centrale examens over de volle breedte waren bedoeld als erkenning voor het vmbo. Docenten voelen dat ook zo. Een zeer geslaagde actie dus”, concludeert Jan.

Toen Jan in 1997 bij het departement ging werken, kreeg hij te maken met de ‘wereld van de beroepsgerichte programma’s’; in het bijzonder de toenmalige intrasectorale programma’s als Metalektro. Zijn eerste taak werd om vanuit de CEVO – de voorloper van het CvTE – de overgang van vrijwillige landelijke naar centrale examens goed te laten verlopen. “Bij de evaluatie van pilot-examens kwam van schoolleiders en docenten het geluid, dat de centraal praktische examens (cpe’s) recht deden aan hun leerlingen en dat via de correctievoorschriften te zien was of leerlingen de onderliggende theorie beheersten. Daardoor werd het centraal schriftelijk examen (cse), dat op een later moment werd afgenomen, ervaren als mosterd na de maaltijd.” Zo ontstond het cspe als geïntegreerde examenvorm.

“Doordat de P van praktijk centraal staat, is het positieve terugslageffect bij het cspe groter dan bij de schriftelijke examens. Dat maakt het cspe tot kroonjuweel onder de centrale examens.”

“DOOR MINDER EISEN IN DE EXAMENPROGRAMMA’S TE STELLEN KRIJGEN LERAREN DE RUIMTE OM EIGEN STOKPAARDJES TE BERIJDEN: DAN SLAAT HET VONKJE OVER!

Feeling met het veld

“Dat gebeurde in legendarische weekendsessies met vaststellingscommissies van het CvTE en van Cito, constructiegroepen en toetsdeskundigen. Om te beginnen voor de basisberoepsgerichte leerweg. Tot grote vreugde van de examenmakers koos na een jaar al 80% van de scholen voor het cspe in plaats van voor de afzonderlijke vormen”, herinnert Jan zich. Nog een jaar later werd het cspe regulier en startte een pilot voor de kader en vervolgens kwam de gemengde leerweg: “Ook weer een kunststukje.” Geholpen door de globalisering van de examenprogramma’s in het hele vo werd voor de gl een ‘verzamel-cspe’ ontwikkeld, voor groepen van verwante vakken.

Deze ervaring bij de gl wierp jaren later nog zijn vruchten af bij de Vernieuwing beroepsgericht vmbo: “De groepen van verwante vakken zie je nu bijna één op één terug in de beroepsgerichte profielen.” Namens het CvTE nam Jan deel aan de Regiegroep, die zorgdroeg voor het tot stand komen van de nieuwe beroepsgerichte examenprogramma’s. “De werkwijze van het maken van centrale examens maakt, dat CvTE en Cito veel connecties hebben met het veld, weten wat er speelt en wat haalbaar is. Dat komt doordat de examenmakers voornamelijk docenten zijn die lesgeven in de examenklas. Het departement heeft goed aangevoeld dat die feeling met het veld belangrijk was.”

Meer P erin

Terugblikkend op de invoering van het vmbo: “De imagoverbetering,

die zou optreden door de samenvoeging van de mavo en het vbo, is niet gelukt. Vmbo-t/mavo was er niet blij mee; ouders waren bang dat hun kind minder kansen kreeg op het ‘restonderwijs’, in een groep met relatief meer leerlingen met zorgvragen. De tweedeling in het vo bestaat nog steeds, maar is wel te voorkomen.

Neem Finland, waar leerlingen bij elkaar blijven tot hun 15e en vervolgens een T(heorie)-kant of een P(raktijk)-kant op gaan. Veel beter”, vindt Jan. “Het helpt de tweedeling in de samenleving voorkomen en het is ook beter als keuzemoment. Let wel, bij elkaar houden betekent niet allemaal hetzelfde onderwijs. Op de OSB zie je dat in de heterogene onderbouw met vmbo-basis tot en met vwo, de docenten hard werken om recht te doen aan diversiteit, maar ook zorgen dat leerlingen elkaars kwaliteiten en niveauverschillen accepteren als iets wat je niet tot ‘een beter of minder mens’ maakt.”

“Deze school laat zien dat het kan, mits je goede docenten hebt en een goed programma, met niet alleen avo-vakken in de onderbouw, maar ook beroepsgerichte modules. Dan wordt onderwijs betekenisvol en motiveert het leerlingen. Met de P breng je leerlingen in aanraking met waar hun affiniteit ligt en doe je impliciet meer aan LOB. Het Mondial College Meeuwse Acker in Nijmegen is daarvan een schitterend voorbeeld. Door minder eisen in de examenprogramma’s te stellen krijgen leraren de ruimte om eigen stokpaardjes te berijden: dan slaat het vonkje over! De P moet erin, niet alleen – nu eindelijk – in de theoretische leerweg, maar in het hele vo! En, o ja, de praktijkgerichte vakken in vmbo-t zijn natuurlijk ook gebaat bij een cspe, al dan niet op basis van vrijwillige deelname door de school.”

“JE MOET HET MET JE HANDEN DOEN, MAAR ZONDER JE HOOFD LUKT HET ECHT NIET.”

Modulair systeem

“Het is typisch Nederlands om in niveaus en hokjes te denken. We kennen een enorme variëteit van gymnasium met 10 vakken tot praktijkonderwijs, leerwerktrajecten en niveau 1 ingedaald in pro of vmbo. Daardoor gaat het systeem naar de knoppen, want uiteindelijk verdwijnt de herkenbaarheid. Iets vergelijkbaars gebeurt met het profiel Dienstverlening & Producten: dat is vooral een ‘schoolleiderskeuze’ en haalt leerlingen weg bij andere profielen: het systeem is er niet bij gebaat. Inhoudelijk is D&P best een goed programma: prima modules voor LOB in de onderbouw.”

“Mijn ideaal is een simpel systeem, waarin alle leerlingen hun weg kunnen vinden en waarbij scholen ruimte krijgen om het goed te doen; meer vertrouwen krijgen en niet afgerekend worden op examenresultaten en slaagpercentages. Wat heb je aan slaagpercentages van 99% als vervolgens twee derde van de havogediplomeerden het in het hbo niet redt? Cijfers daarover zouden scholen en ouders moeten kennen: hoe doen oud-leerlingen van die school het in hun vervolgopleiding en in de maatschappij? Dát is waar de pedagogische opdracht van een school echt over gaat. ”Hoe zou zo’n systeem eruitzien? “Het gehele voortgezet onderwijs duurt dan vijf jaar. Na een gezamenlijke onderbouw, met het oog op cohesie en socialisatie, kiest elke leerling voor een P-stroom of voor een T-stroom. Dat is een grote operatie, vergelijkbaar met de Mammoetwet, maar het kan wél. Als je de invoering maar geleidelijk doet en zowel vo-scholen als het vervolgonderwijs

voldoende voorbereidingstijd en middelen geeft. Aan de Vernieuwing beroepsgericht vmbo zie je dat het kan. Dat was de grootste onderwijskundige vernieuwing van de afgelopen 50 jaar. Alle beroepsgerichte vakken zijn gehalveerd en geüniformeerd; het overige is behouden in keuzevakken.

Zo’n modulair systeem geeft scholen enorm veel mogelijkheden. Het is ook toepasbaar bij de avo-vakken. Dit tekent de innovatiecapaciteit van het vmbo: als het goed is voor de leerling, gaan de schouders eronder. Een goed systeem is zo helpend bij het realiseren van doelstellingen, dat zie je in Finland.” Een kanttekening: “Het beroepsgerichte aanbod is modulair georganiseerd, op de examens na.” In 2016 zette het departement een streep door het plan om de cspe’s stapsgewijs te modulariseren. “Zonde”, vindt Jan, “want dat houdt mogelijkheden en flexibiliteit tegen, bijvoorbeeld om leerlingen op een later moment te laten kiezen.”

Handen én hoofd

Nog een laatste anekdote, die Jans waardering voor het vmbo illustreert: “Op een zondagmiddag, het moet ongeveer 2010 geweest zijn, zit ik een cspe installatietechniek voor de basisberoepsgerichte leerweg te bekijken. En dan zegt mijn vrouw: ‘Goh, ik wou dat jíj dat kon…’ Maar dat is wel precies waar het om gaat: je moet het met je handen doen, maar zonder je hoofd lukt het echt niet. Dat is wat vmbo’ers kunnen. En natuurlijk mbo’ers. Ze zijn zó belangrijk voor onze samenleving!”

Interview met Jan Kastelein

Artikel met Jan Kastelein: “deeltijdpensionado” die na jaren voor het Ministerie van OCW en het College voor Toetsen en Examens (CvTE) gewerkt te hebben nu terug is bij zijn eerste vak: dat van wiskundedocent.