“Het is fijn om je eigen onderwijs te maken. Dan kun je doen wat past bij de omgeving.” #artikelen

Ad van Andel, drager van de Prof. Johan van der Sanden-erepenning.

Terug naar overzicht
Thumbnail

“Het is fijn om je eigen onderwijs te maken. Dan kun je doen wat past bij de omgeving.”

‘Verbinding’ is een belangrijk thema in de onderwijsloopbaan van Ad van Andel, die in 2011 de Prof. Johan van der Sanden-erepenning kreeg uitgereikt. “Denk in kwaliteiten, sluit aan bij waar leerlingen goed in zijn. Want dan ontstaat verbinding, en dán gaan ze leren.”

“Wat was voor jou de afgelopen tijd nu echt een betekenisvolle ervaring, binnen het onderwijs?” Als coach en onderwijsadviseur Ad van Andel een training geeft, laat hij de deelnemers daar graag over nadenken. Even samen praten over iets dat je echt heeft geraakt. ‘Een Levinasje’, noemt hij dat, naar de ideeën van de Frans-Joodse filosoof Emmanuel Levinas, die het contact met de ander centraal stelde in zijn filosofie.

“Tijdens zo’n oefening gebéurt er iets”, zegt hij. “Plotseling gaat het gesprek over wat je drijfveren zijn, en over hoe je je verhoudt tot ontwikkeling en ontplooiing – niet alleen van je leerlingen, maar ook van jezelf.”

Het verhaal van 25 jaar vmbo is voor Ad van Andel een verhaal over verbinding. Tussen leerlingen, tussen leerling en leraar, tussen docenten en ook tussen de school en de regio. Zo’n web van verbindingen wordt een veilige omgeving, waarin een leerling zich kan ontwikkelen en naar een startkwalificatie toe kan werken. In 2011 ontving hij de Johan van der Sanden-erepenning, onder meer voor de manier waarop hij het onderwijs op de nieuwe vmbo-school Houtens had vormgegeven.

Even bij het begin beginnen: toen het vmbo werd ingevoerd was je onderwijsdirecteur op het Minkema College in Woerden. Hoe ging dat toen?

“De school was op dat moment net bezig met nieuwbouw. Plotseling werden er nieuwe eisen gesteld aan de praktijkgerichte leeromgeving. De plannen moesten omgegooid en de nieuwbouw werd fors duurder. Dat is nog een enorm dispuut geworden over wie de kosten zou dragen. Het is uiteindelijk goed gekomen, maar het heeft veel gekost.

Vrij snel daarna werd ik directeur van het Christelijk College Zeist, een vmbo-school met klassieke sectoren, maar wel de intentie om het onderwijs anders te gaan inrichten. Ik weet nog hoe lastig het was om docenten daarin mee te krijgen. Met name de techniekdocenten vonden de nieuwe onderwijsvorm maar een ‘slap aftreksel’ van hoe het was. Maar voor mij was het de eerste voorbode van intersectoraal onderwijs. Ik dacht al langer na over hoe we leerlingen beter beslagen richting een beroepskwalificatie konden krijgen. Want ik zag dat onze leerlingen op het mbo soms een hele andere route kozen. Ze gingen dan een studie volgen waar ze bij ons in feite niet goed op waren voorbereid en dat leidde tot een groot verloop. Mijn idee was dan ook: stel die beroepskeuzes uit.”

Hoe hebben jullie dat intersectorale onderwijs in Zeist opgepakt?

“Onder meer door te focussen op werkgelegenheid in de omgeving.

We weten dat vmbo-leerlingen na hun opleiding meestal in de regio blijven werken. In Zeist heb je het dan vooral over de zorg en over congressen. We introduceerden daarom het vakcollege ‘Care & Congress’, waarin we samenwerkten met bedrijven en met het mbo.

In het vakcollege konden leerlingen praktijkervaring opdoen en werkten ze toe naar een mbostartkwalificatie. Ik zag wat het deed met leerlingen als ze in de praktijk aan de slag gingen. Plotseling waren ze serieus, kwamen ze op tijd, kleedden ze zich netjes. Ze werden serieus genomen, dit was écht, en ze gedroegen zich ook als professionals.

Voor techniek had ik ook graag zo’n vakcollege gehad in de vorm van een apart Techniekplein, waar bedrijfsleven en onderwijs zouden samenkomen. Dat kwam uiteindelijk niet van de grond, maar we hebben het Vakcollege Techniek wel op school gerealiseerd.

Bij de voorbereiding daarvan zag ik hoe goed het werkte om samen met docenten op een andere school te gaan kijken. We gingen daar altijd met een groepje naar toe, en onderweg in de bus ontstond synergie. Docenten zagen dat je met een breed onderwijsaanbod meer leerlingen kon behouden.”

In 2011 werd je gevraagd om in Houten een nieuwe vmbo-school op te zetten. Je kon echt vanaf nul beginnen.

“Ik herinner me nog hoe ik in mijn eentje ergens in een gebouw zat, in een lege ruimte met witte vellen papier tegen de muren. Als ik een tijdje stil zat na te denken, ging het licht automatisch uit en moest ik even zwaaien zodat het weer aan ging. In Houten was veel minder werkgelegenheid in de zorg, maar er waren wel veel bedrijven die diensten leverden.

Voor de nieuwe vmbo-school koos ik daarom voor een volledig intersectoraal programma. We zochten lang naar een naam die de lading dekte, tot een collega me opbelde: ‘Ik hèb het! CRAFTS!’ Een acroniem voor Commercie, Recreatie, Ambacht, Facilitair, Techniek en Sociaal. Ik stond perplex, alles zat erin en dit was een verhaal dat we goed aan leerlingen en ouders konden uitleggen.

Het was een gouden tijd. Ik vind het fijn om mijn eigen onderwijs te maken. Op die manier kun je in je onderwijs echt goed aansluiten bij wat zich in de omgeving afspeelt aan bedrijvigheid. Bij de invoering van de Profielen moest CRAFTS helaas worden omgezet naar D&P, omdat Engelse namen niet waren toegestaan.

Het was puzzelen om in het curriculum zoveel mogelijk van het intersectorale karakter overeind te houden, dat lukte met behulp van een breed pakket keuzevakken.”

BEGIN MET EEN TABULA RASA.

- Ad van Andel

Hoe zorg je op zo’n nieuwe school dat leerlingen zich met de school en met elkaar verbinden?

“We hebben op Houtens vooral in het begin erg ingezet op een model van positieve groepsvorming, om te zorgen dat de school een veilige omgeving was, waar leerlingen snel elkaars namen leerden en elkaar echt zouden zíen. Alle leerlingen kregen bijvoorbeeld het vak Dans en veel leerlingen deden mee met een theatervoorstelling, dat was belangrijk voor de groepsvorming en ook voor het zelfvertrouwen. Het zorgde dat er op school ook snel een fijne sfeer was.

Omdat het een nieuwe school was, konden we ook de inrichting zelf bepalen. We organiseerden de school in domeinen, en de leslokalen hadden schuifpuien die uitkwamen op een leerplein. Daar konden leerlingen zelfstandig werken terwijl een docent met een klein groepje verder ging met begeleid inoefenen. Ik zag eens een leerling uit het lwoo die zelfstandig ging werken, maar na een tijdje vroeg of hij tóch bij de docent mocht komen zitten, omdat hij dat begeleid inoefenen nog nodig had. Dat laat zien: ook leerlingen uit het lwoo kunnen prima de regie nemen over hun leerproces.

In het algemeen: wat leerlingen van alle schoolsoorten van een docent willen, is dat je je vak beheerst en de stof kunt uitleggen, dat de boel ordelijk verloopt en dat er een verbinding is tussen leraar en leerling. Voor leerlingen in het beroepsonderwijs staat die verbinding met de leraar op één. Hou daar dus rekening mee. Denk in kwaliteiten en sluit aan bij waar leerlingen goed in zijn. Want dan ontstaat verbinding, en dán gaan ze leren.”

Je bent na acht jaar gestopt als schoolleider en inmiddels werk je als coach en trainer en heb je diverse adviesfuncties. Mis je de onderwijspraktijk niet?

“Het was goed om het los te laten. Juist omdat de tijd op Houtens zo bijzonder was, kan ik hetzelfde niet elders nóg een keer doen. Nu kijk ik meer van een afstandje naar het vmbo. Ik zie dat er in 25 jaar veel gebeurd is op het gebied van didactiek. Inmiddels bieden veel scholen intersectoraal onderwijs aan en ik denk dat dat een goede route is. Wat me wel zorgen baart, is het lerarentekort. Voor vmbo-leerlingen is het begeleid inoefenen belangrijk, ze hebben de beste docenten nodig. Een van mijn adviezen is dan ook om de lerarenopleiding praktischer en daardoor toegankelijker te maken. Ik ben ambassadeur van de Zijinstroomacademie. Daar leren zijinstromers het lerarenvak in de praktijk en maken ze een eigen curriculum, afhankelijk van de ervaring die ze al hebben.”

Je vertelde in het begin over de ‘Levinasjes’ die je bij trainingen inzet. Wat is voor jou zelf een betekenisvolle ervaring die je is bijgebleven?

“Ik herinner me hoe een ouder vlak voor een diploma-uitreiking naar me wees en zei ‘Jóu wil ik straks even spreken!’ Ik vroeg me tijdens de uitreiking steeds af wat ik verkeerd had gedaan, maar na afloop bleek dat hij me alleen maar wilde bedanken omdat ik zijn zoon had geïnspireerd bij de keuze van een vervolgopleiding. Zo zie je dat je aannames vaak niet kloppen. Sindsdien hou ik mezelf nog extra voor: ga altijd als een tabula rasa een gesprek in. Dan gebeuren de mooiste dingen.”

“Het was een erkenning voor het hele team”

Ad van Andel is drager van de Prof. Johan van der Sanden-erepenning

Zelden was het zó lastig om iemand naar de SPV Managementdag te krijgen. Ad van Andel had een leerlingbespreking en dat was nu eenmaal veel belangrijker. Dat hij de ontvanger was van de Prof. Johan van der Sanden erepenning kwam als een grote verrassing en was een enorme eer. “Ik was echt verbaasd, want ik vond mezelf helemaal niet zo bijzonder”.

Zijn hele team zat in het ‘complot’ en zat in de zaal te applaudisseren toen hem de erepenning werd uitgereikt. “Ook voor hén was het een beloning voor de manier waarop we het onderwijs hadden geregeld op Houtens. Het was een erkenning voor het hele team.”

Interview met Ad van Andel

Ad van Andel, drager van de Prof. Johan van der Sanden-erepenning.