Het succes van D&P is evident #artikelen

Harry Grimmius, drager van de Prof. Johan van der Sanden-erepenning.

Terug naar overzicht
Thumbnail

Het succes van D&P is evident

Intersectoraal onderwijs heeft de toekomst, zag Harry Grimmius als directeur van een brede scholengemeenschap in Emmen. De afgelopen jaren zag hij het profiel D&P steeds verder groeien in leerlingaantallen. Hij is er blij mee – maar er is nog genoeg om van te dromen.

Harry Grimmius noemt het vmbo ‘de mooiste onderwijssoort die er is’. “Ik ben van oorsprong eerstegraads leraar Duits en heb veel havo- en vwo-uren gegeven, maar ik wilde graag het vmbo erbij. In de periode rond de invoering van het vmbo werd ik rector van het Katholiek Drents College, nu het Carmel College Emmen. Mijn nieuwe kamer werd geschilderd door de vmbo-leerlingen en er was meteen een klik. Toen is de liefde voor het beroepsonderwijs ontstaan. Vooral vanwege de kids.”

De school verkeerde bij zijn aantreden in nood, en dreigde kopje onder te gaan in de concurrentie met twee grote scholen in de omgeving. Grootste knelpunt: de vmbo-afdeling trok te weinig leerlingen. Destijds bestond de ‘Zwolse variant’ waarbij leerlingen op een andere vmbo-school de praktijkvakken konden volgden. “We stuurden daarvoor aan op een samenwerking met de twee andere vo-scholen in Emmen, maar dat ketste af. We dreigden het vmbo kwijt te raken, en dan zou onze school de deuren moeten sluiten.”

Wat te doen om het tij te keren? “Ik wilde een oplossing vinden die echt goed was voor de leerlingen. Mijn zoon volgde een mbo-opleiding in de logistiek. Hij zei: ‘Ik heb hier laatst leerlingen van jouw school rondgeleid. Die weten niets van de verbreding die je bij een logistieke opleiding krijgt. Daar krijg je te maken met techniek én met communicatie én met zorg.’ Op dat moment dacht ik: dit is het! We moeten een brede vmbo-opleiding gaan aanbieden, waar dat allemaal in zit, zodat leerlingen zich beter kunnen oriënteren en goed zijn voorbereid op een groot scala aan vervolgopleidingen.”

Hoe verliep het traject naar de invoering daarvan?

“Het idee was dat we alle praktijkvakken zouden aanbieden als modules in een breed programma. Ik schakelde mijn netwerk in en overlegde met het ministerie van onderwijs, dat ons ruimte gaf om te experimenteren. Met een aantal docenten hebben we in een paar maanden het lesprogramma opgezet.

Maar ik wachtte op toestemming van het ministerie om van start te gaan en dat duurde zo lang dat we het al bijna opgaven. Er was een ouderavond voor ouders, waar de sectordirecteur zou gaan vertellen dat onze vmbo-afdeling moest stoppen. Vlak voor de ouderavond werd ik thuis gebeld: ‘Harry, je mag!’ Ik ben er met gierende banden heen gereden, op de lege snelweg kreeg ik nog een fikse boete. Net op tijd kon ik de sectordirecteur influisteren: ‘Dick, we mógen.’ Hij gooide zijn verhaal om en vertelde de ouders dat we iets nieuws gingen doen, waarbij de leerlingen een breder vakkenpakket kregen en langer konden nadenken over welke richting ze op wilden. ‘U moet ons vertrouwen, we maken het mooiste programma dat er is’. Eén ouderpaar haalde hun zoon van school. De rest bleef.”

Hoe krijg je vervolgens zo’n programma van de grond?

“Tijdens de zomervakantie hebben we in een recreatieoord gezeten om het programma voor het eerste kwartaal te schrijven. Dat bestond uit een aantal vaste vakken, met daarbovenop modules. Leerlingen konden voorsorteren op een specifieke beroepsrichting, maar er was altijd een bredere scope. Als een leerling zei ‘Mijn opa en mijn vader zijn timmerman, ik wil dat ook’, dan zeiden wij: ‘Oké, zeker, je mag timmeren. Maar sta ons toe dat we je ook de belendende percelen laten zien, zoals economie en communicatie, die je straks nodig hebt om het werk samen met je collega’s goed te kunnen doen.’

De eerste opleiding die we aanboden, heette ‘Techniek en welzijn’. We lieten de meisjes ook techniekvakken doen, en de jongens ook het vak welzijn. We zagen dat meisjes heel goed waren in de techniek en dat veel jongens het naar hun zin hadden in de keuken. Later is het uitgebreid en kwamen Economie, Zorg en Welzijn, Techniek en Groen erbij. De inzet bleef: je moet je breed kunnen oriënteren, zodat je ook een meer overwogen keuze voor een vervolgopleiding kunt maken.”

“LAAT VMBO-LEERLINGEN ZICH BREED ORIËNTEREN, ZODAT ZE WELOVERWOGEN KUNNEN KIEZEN VOOR EEN VERVOLGOPLEIDING”

- Harry Grimmius

Werkte dat?

“We hebben door de nieuwe opzet veel leerlingen kunnen behoeden voor verkeerde keuzes. We zijn de eerste jaren gevolgd door het wetenschappelijk bureau van de Radboud Universiteit en het succes was evident, we hadden 60% minder uitval op het mbo dan de andere richtingen. Wat ik nog steeds interessant vind is dat er vanuit D&P in aantal meer leerlingen doorstromen naar technische vervolgopleidingen dan vanuit de technische profielen. Juist omdat ze in hun profiel ook kennis hebben gemaakt met technische vakken.”

Intussen namen de leerlingaantallen jaarlijks toe.

“Het Carmel College is nu de grootste vmboschool in Emmen, maar ook landelijk kwamen er steeds meer leerlingen voor de intersectorale variant van het vmbo, later Dienstverlening en Producten. Nu gaat landelijk bijna 30% van alle leerlingen naar D&P! We hadden een aanslingerend effect. Schoolleiders, teamleden en vakdocenten kwamen kijken wat we deden en voerden het vervolgens vaak ook in op hun eigen school. Voor sommige scholen was de intersectorale opzet een voordeel: als je met modules werkt, hoef je niet een praktijklokaal in stand te houden. Je kunt ook samenwerken met het mbo in je regio. Dat is voor leerlingen alleen maar fijn, want als ze al eens op het mbo geweest zijn, is de overstap later minder groot.”

Hoe zie je de toekomst van het vmbo?

“We krijgen een kentering in het imago, mede door minister Dijkgraaf, die echt een ambassadeur is van het beroepsonderwijs. We hebben op het moment eigenlijk teveel hoogopgeleiden, terwijl we de handen niet kunnen vinden. Kom maar eens om een goeie elektricien of monteur! Als je kind nu naar het vmbo gaat en dan via het mbo goed geoutilleerd een vak inrolt, dan verdient het bij wijze van spreken meer dan een havist.

Er zijn nog genoeg dingen om van te dromen. Als lid van de Raad van Advies van D&P ben ik er bijvoorbeeld voor dat we de namen gelijktrekken. Vmbo bereidt voor op het mbo, vwo op het wo, noem havo dan vhbo, en geef de havisten ook een beroepsoriënterende kop op hun curriculum. En ook: volgens de Lissabon-akkoorden heeft elke leerling het recht op minimaal mbo niveau 2 als startkwalificatie. Schaf dan het vmbo-eindexamen af en laat leerlingen meteen een mbo 2-opleiding doen. In plaats van het vmbo-examen kunnen ze bijvoorbeeld een portfolio maken, waarvoor ze tussendoor een getuigschrift krijgen, in plaats van dat ze een heel examen moeten doen dat eigenlijk ‘niet telt’.

Zoals gezegd, dat zijn dagdromen. Maar wat ik binnen afzienbare tijd wel ziet gebeuren, is dat we leerlingen minder vroeg gaan selecteren. Ik ben groot voorstander van 10-14-onderwijs. Laat leerlingen langer bij elkaar zodat ze pas een richting hoeven te kiezen als ze vijftien zijn. Binnen zo’n onderwijsvorm kunnen we altijd differentiëren.”

Drager eerste erepenning

Harry Grimmius was in 2006 de eerste drager van de Prof. Johan van der Sanden-erepenning. Hij werd destijds door Dirk van der Spoel van de Adviesgroep vmbo met een list naar de vmbodag gelokt: iemand moest toenmalig minister van Onderwijs Maria van der Hoeven begeleiden, kon Harry dat doen? ‘Trek een mooi pak aan!’

“De minister was bezig met haar toespraak en ik dacht dat die erepenning naar een bestuurder zou gaan. Maar gaandeweg de persoonsbeschrijving dacht ik ‘Hé, die ken ik!’ Ik was enorm vereerd. Johan van der Sanden was dé professor en ambassadeur van het vmbo. Hij kon op een onderhoudende, cabareteske manier praten en zo mensen meekrijgen in zijn boodschap: ‘We moeten ons inzetten voor de vmbo leerlingen want díe hebben we nodig voor hoe ons land verder moet’.

Als drager van de penning en vmbo-ambassadeur hield ik lezingen op scholen door het hele land. Ik vroeg dan vaak: ‘Wanneer worden kinderen precies volwassen? Voor elk kind is dat anders. Is het dan niet raar dat alle kinderen in het jaar dat ze twaalf worden naar het vmbo, havo of vwo gaan?’ Dat vind ik nog steeds. De eerste jaren van het vervolgonderwijs moeten we breder trekken, zodat leerlingen op dezelfde school blijven. En in het algemeen: richt je niet teveel op één punt, zoals een toets, maar kijk breder naar kennis en vaardigheden. Dat is voor mij het gedachtengoed van Johan van der Sanden.”

Harry Grimmius

Harry Grimmius begon zijn onderwijsloopbaan als docent Duits, en was onder meer rector van een brede scholengemeenschap met vmbo in Emmen en voorzitter van het College van Bestuur van Scholengroep Over en Midden Betuwe. Hij stond mede aan de wieg van het intersectorale onderwijs in het vmbo, en was nauw betrokken bij het profiel D&P, onder meer als voorzitter van het platform D&P. Tegenwoordig zit hij in de Raad van Advies van het Platform D&P, en is hij als adviseur nog steeds betrokken bij het beroepsonderwijs.

Interview met Harry Grimmius

Harry Grimmius, drager van de Prof. Johan van der Sanden-erepenning.