“Ik ben de wortel van de samenleving.” #artikelen
Joost Kranenburg vertelt over zijn (onderwijs)loopbaan vanaf het vmbo.
Joost Kranenburg vertelt over zijn (onderwijs)loopbaan vanaf het vmbo.
Over de stip aan de horizon bestond van meet af aan geen enkele twijfel: leerkracht worden op een basisschool. Zelf ooit begonnen op het vmbo houdt Joost Kranenburg zich nu als Programmamanager Doorstroom aan het Horizon College bezig met de aansluiting tussen po, vo, mbo tot aan het hbo en de arbeidsmarkt; de beroepskolom die hij ook zelf doorlopen heeft. “Daar ligt mijn hart”, zegt hij. Komend jaar gaan het Horizon College en het Regio College samen verder onder de naam Talland College. “Een grotere school, waardoor de doorstroom nog belangrijker wordt.”
Joost Kranenburg groeide op in Alkmaar, om daar vervolgens nooit meer weg te gaan. De basisschool, de 1e Montessorischool Alkmaar, beviel hem prima. Hij ontwikkelde er zelfstandigheid, een waardevolle basis voor later. Het advies voor het voortgezet onderwijs viel samen met de scheiding van zijn ouders, een emotionele periode. Met een vbo-advies – een advies geënt op wat hij op dat moment nodig had – begon Joost aan de techniekschool Willem Blaeu. Al snel kwam hij tot de ontdekking dat hij naast de techniek ook de theoretische vakken leuk vond en er goed in was. Een overstap naar de mavo, in een ander gebouw van de school, volgde.
De sfeer was er anders: “Het vbo was een wat hardere wereld, waar leerlingen net iets anders ‘geprogrammeerd’ waren: ‘We doen even niks totdat de leraar het zegt’. Als ‘Montessoriaan’ was ik juist gewend zelfstandig aan de slag te gaan.”
“Ik wist al jong dat ik leerkracht op een basisschool wilde worden. Dit doel had ik altijd al voor ogen en dat heeft mij enorm geholpen. Dat ik uit een onderwijsfamilie kom – beide ouders waren docent – heeft daar zeker in meegespeeld. Het fijne aan onderwijs vind ik dat je een maatschappelijke opdracht hebt. Tegen mijn vrienden zeg ik wel eens: ‘Ik ben de wortel van de samenleving.’” Bij het mavo-examen herkanste Joost het vak wiskunde om op een hoger niveau examen te doen. Met dat mavodiploma op zak kon hij doorstromen naar de mbo4- opleiding Onderwijsassistent op het Horizon College, de school waar hij nu werkt. Joost koos niet voor de weg via het havo, deels uit onzekerheid: “Kan ik dat wel, want ik ben toch op het vbo begonnen? Maar ook, omdat ik al snel in de gaten had dat voor een groep staan mij goed afging. En in de mbo-opleiding had je natuurlijk ook veel praktijk.”
“ALS JE JE FIJN VOELT IN DE KLAS EN ER IS EEN GOEDE WERKRELATIE TUSSEN STUDENT EN DOCENT, DAN KOM JE TOT LEREN.”
De overstap van de mavo naar het mbo verliep zonder problemen. “Ik keek ernaar uit om pedagogische en communicatieve vaardigheden te gaan leren. In de opleiding Onderwijsassistent/Sociaal Pedagogisch Medewerker zaten voornamelijk meiden. Ik voelde me daar wel bij thuis. Dat is ook wel een rode draad in mijn leven: van twee zussen thuis, naar de vierjarige opleiding Onderwijsassistent en de pabo met allemaal meiden en daarna ook in mijn werk. Ik heb nog steeds vrienden van het vbo, maar ik voelde me hier wat meer op m’n plek. Een goed pedagogisch klimaat is een belangrijke voorwaarde voor leren. Als je je fijn voelt in de klas en er is een goede werkrelatie tussen student en docent, dan kom je tot leren. Die relatie voelde ik heel sterk op het mbo met mijn docenten en mijn klasgenoten.”
“Ik had leuke stageplekken, maar ook plekken waar ik hele boeken stond te kopiëren en twintig keer schilderijtjes moest ophangen. Dat hoort erbij en vormt je ook. Nu gaat lesgeven me makkelijk af, maar toen was het best hard werken.” De mbo-opleiding heette thbo: toestroming hbo. “Dat vind ik vanuit mijn huidige functie interessant: een opleiding voor mensen die al weten dat ze door willen naar het hbo.” Ook de periode rond díe overgang was heftig, doordat hij ernstig ziek werd. De volgende loopbaanstap werd de interconfessionele Hogeschool IPABO in Alkmaar.
Lacht: “Mijn moeder vond het interconfessionele zó belangrijk, dat ze de helft van mijn boeken betaalde, met uitzondering van de bijbel. Die betaalde mijn vader dan weer… Ik vond zelf vooral het kleinschalige heel prettig.” Met medestudenten ijverde hij voor meer mannen aan de pabo. Zonder arrogant te willen overkomen: het lesgeven ging hem makkelijk af. Het grootste struikelblok bleek uiteindelijk het bordschrijven: “Ik had alles glansrijk gehaald, maar kreeg een brief, dat ik gezakt was voor mijn propedeuse op het bordschrijven. Niet
alleen licht traumatisch, maar ook mega demotiverend! Zelfs zijn vader, die veel pabostagiaires begeleidde, mengde zich er – “heel lief” – nog in. Met een 5,5 van een andere beoordelaar haalde hij het alsnog. Toen, maar ook achteraf: onvoorstelbaar: “Héb je een keer een man, die het leuk vindt om les te geven en dan zou het op die reden afketsen.”
Na de pabo gaf Joost ruim zes jaar les op verschillende basisscholen, waaronder een Montessori-school, en haalde daarnaast post-hbo zijn gymbevoegdheid. Op het basisonderwijs lunchte hij een dag in de week steeds bij een andere leerling thuis. “Dat heeft mijn ogen geopend. Want dan blijkt ineens, dat de leerling die zich vrijwel dagelijks moet melden vanwege te laat komen, de zorg heeft over een zieke moeder en zijn zusje naar het speciaal onderwijs moet brengen, waardoor hij eigenlijk ‘maar’ 10 minuten te laat is.”
“Dat ik nu op het mbo werk, komt ook door een enthousiaste moeder van een leerling op mijn laatste basisschool, nu collega bij het roc. Haar zoon vond een uitspraak, die ik een keer in de klas gedaan had, helemaal geweldig: ‘Maandag is het begin van de week, dinsdag moeten we een beetje werken, woensdag is een halve dag, donderdag doen we nog wat en vrijdag is het alweer weekend.’
Naast zijn werk was Joost begonnen aan de masteropleiding Pedagogiek, Management en Beleid. En, eerlijk is eerlijk, 20 vrouwelijke collega’s werd op den duur toch wel wat veel van het goede… Joost werd vanuit het basisonderwijs gedetacheerd naar het mbo, iets wat nog niet eerder was voorgekomen. “Bezien vanuit de maatschappelijke opdracht biedt een mbo met 12.000 studenten en 1200 medewerkers veel nieuwe mogelijkheden om een stempel te drukken.”
“ER ZIJN GEEN BETERE OF MINDER GOEDE WEGEN, EEN IEDER HEEFT ZIJN EIGEN LEERPAD.”
Joost Kranenburg
Op het mbo was hij docent zowel bij Sport & Bewegen als bij Sociaal Pedagogisch Medewerker. “Ik voelde me in beide werelden thuis”, vertelt Joost, “en ik vind het fijn om opties open te houden.” Differentiëren, op de basisschool heel gewoon, bleek op het mbo minder gebruikelijk. Als 29-jarige docent aan studenten van 24 jaar lesgeven was een uitdaging; temeer als je rekenen, een vak dat toen nog niet meetelde, moest geven op de vrijdagmiddag. “Met regelmaat moest de trukendoos tot op de bodem leeg. Maar het lukte wel, bijvoorbeeld door elke les te starten met de wisselende vraag van de week: ‘Welk bijbaantje heb jij?’ De studenten vonden dat super leuk en vroegen: ‘Joost, kom je weer met een vraag van de week?’ Daardoor kon ik haakjes maken en bouw je aan de relatie.”
Ook introduceerde hij een verplichte whats-app pauze middenin de les. ‘Niet praten, maar nu op je telefoon!’ “Ik kon me natuurlijk door mijn eigen weg wel inleven in de studenten. Ik moest zelf altijd een stapje extra doen en dat kennen deze studenten ook. Ik hou van hun directheid. Mensen die 6 jaar vwo doen en daarna een studie leggen een kortere weg af dan ik en kennen die wereld ook meestal niet. Er zijn geen betere of minder goede wegen, een ieder heeft zijn eigen leerpad.”
Na een aantal jaren bekroop hem de wens om meer inhoudelijk met onderwijs bezig te zijn. Via een beleidsfunctie ‘Onderwijs en Kwaliteit’
is Joost nu Programmamanager Doorstroom: “van po, vo, mbo, hbo tot en met de arbeidsmarkt, dus gelijk maar ‘alles’.” In zijn werk komen veel puzzelstukjes samen en probeert hij mensen samen te brengen, die zelf ook veel energie van dit onderwerp krijgen. “Doorstroom is een interessant onderwerp. Iedereen vindt het belangrijk, maar tegelijkertijd is het ook een niemandsland. Ook hier moet ik weer een stapje extra doen, de barricades op voor de doorstroom. Ik geloof echt dat dit het moment is om doorstroom op de kaart te zetten en te borgen.”
“Mensen realiseren zich vaak niet hoe omvangrijk en complex het terrein is. Daarom heb ik drie gebieden benoemd: een duurzaam netwerk, samenwerkingsactiviteiten en onderwijskundige aansluiting. We zetten vooral in op de eerste twee en met de subsidie ‘Versterking aansluiting beroepskolom’ kunnen we de onderwijskundige aansluiting realiseren. Steeds met als vertrekpunt: Wat heeft de student eraan? Er gaat misschien niet zoveel mis in de overstap zelf, maar je ziet wel dat als leerlingen in november ontdekken dat de opleiding toch niet bij ze past, ze vaak tot augustus moeten wachten voordat ze een nieuwe opleiding kunnen starten. Daar is winst te behalen, zeker als het gaat om het behalen van de startkwalificatie. Maatwerk is belangrijk en daarin vormt LOB de sleutel om versterking van de aansluiting binnen de beroepskolom te realiseren met het oog op een nog beter studentenwelzijn. LOB heeft wel meer status gekregen, maar zou nóg meer de basis van alle onderwijs moeten vormen.”