“Nadenken over je toekomst mag een feest zijn, ook voor vmbo’ers.” #artikelen
Corine Korrel, drager van de Johan van der Sanden-erepenning.
Corine Korrel, drager van de Johan van der Sanden-erepenning.
‘Alles mag je worden. Behalve ongelukkig. Beloofd?’ Dat is het motto van VMBO On Stage. Tijdens dit beroepenfeest maken jaarlijks duizenden vmbo-leerlingen kennis met ondernemers en andere beroepsbeoefenaren. Corine Korrel, bedenker en eerste organisator van On Stage, ontving in 2012 voor haar werk de Johan van der Sanden-erepenning. “Jullie dóen ertoe. Dat is de belangrijkste boodschap van On Stage.”
De muziek gaat aan, de rode loper uit. Een paar honderd vmbo-leerlingen lopen een grote zaal binnen, tussen een erehaag van applaudisserende beroepsbeoefenaren door. Zó begint, al sinds de eerste editie, het beroepenfeest VMBO On Stage.
De opzet: bij elke editie komen ongeveer 250 beroepsbeoefenaren uit alle geledingen van het bedrijfsleven bij elkaar op een feestelijke locatie. Duizend leerlingen van vmbo-scholen uit de omgeving kunnen in korte sessies met hen in gesprek en álles vragen. Hoe ziet uw werkdag eruit? Hoe gaat dat, als je bij de politie werkt, als je chirurg bent, of hovenier, of advocaat, of kapper? Het beroepenfeest wordt gevolgd door een werkbezoek aan het bedrijf, of een ministage. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat leerlingen een professioneel netwerk opbouwen.
VMBO On Stage werd voor het eerst georganiseerd in 2007 en voldeed meteen aan een behoefte, weet Corine Korrel nog. “On Stage wérkt: van de eerste lichting leerlingen is zo’n 35% uiteindelijk gaan werken bij een werkgever die ze via On Stage ontmoet hebben. Er zijn er zelfs die nu namens die werkgever als beroepsbeoefenaar deelnemen aan On Stage.”
“Ik begon als een boze moeder. Dat begon al op de basisschool, met het gedoe op het schoolplein na de citotoets. Je kind mócht naar het vwo, of het móest naar het vmbo. Het adviesgesprek bij mijn kind dat naar het vmbo ging, leek wel een slechtnieuwsgesprek. (Sombere stem) ‘Het is vmbo geworden…’ Ik heb vier kinderen die op alle schooltypen zaten, van vmbo tot vwo, en ik merkte hoe verschillend daarop werd gereageerd. Later zag ik ook de verschillen in faciliteiten en bij de diploma-uitreiking: op het vwo werd daarvoor een bijzondere locatie afgehuurd, op het vmbo gebeurde dat gewoon in een lokaal op school, onder ongezellig tl-licht.
Ik ben me erin gaan verdiepen: de meerderheid van de twaalfjarigen gaat naar het vmbo, de meerderheid van de volwassenen kijkt erop neer. Het werkte op mij als een rode lap op een stier. Het kán niet dat dit onze houding is ten opzichte van twaalfjarigen. Daarom bedacht
ik dit concept: een project waarin je toewerkt naar een beroepenfeest, waar vmbo-leerlingen beroepsbeoefenaren uit het lokale bedrijfsleven ontmoeten. Inmiddels draait On Stage in zo’n vijfentwintig gemeenten. Maar nog steeds met dezelfde drie pijlers uit mijn oorspronkelijke plan: in de eerste plaats vmboleerlingen het gevoel geven dat ze ertoe doen, in de tweede plaats als beroepskeuzehulp, en in de derde plaats als manier om duurzame netwerken op te bouwen.”
“Ik kreeg inderdaad wel eens de vraag of dat nou niet een beetje overdreven was, die rode loper en die erehaag. Maar het hoort er echt bij, want het dóet wat met je. De eerste paar meter zie je die leerlingen denken ‘Doe normaal!’, maar daarna zien ze bekenden uit het dorp of mensen die ze in de aanloop naar het evenement al gesproken hebben en gaan ze zwaaien, en aan het eind lopen ze fier rechtop. Later horen we terug: ‘Ik vond het eerst ongemakkelijk, maar achteraf was het zo fijn, ik voelde me gewenst en belangrijk en welkom. Ik had het gevoel dat ik ertoe deed’. Dát is waar het om gaat bij On Stage.”
”En moet je het dan maar niet laten zien? Een advocaat vroeg een keer ‘Een evenement voor het vmbo? Daar heb ik toch niets te halen?’ ‘Nee, misschien nu niet’, zei ik, ‘maar zij wel bij jou!’ Het kan toch niet dat we als een kind twaalf is vaststellen ‘Je bent een werkbij’ en dat het daarbij blijft? Wat is er gebeurd met dromen? Een kinderarts kan bijvoorbeeld uitleggen hoe zijn of haar werkdag eruit ziet, en ook welke functies er nog meer in het ziekenhuis zijn, voor als je die route naar dat beroep toch te lang of ingewikkeld vindt. Denk aan technische dienst of de catering. Het gaat erom dat de leerlingen een breed beroepsbeeld krijgen, dat ze zien wat er allemaal mogelijk is, dat ze mogen dromen. Nadenken over je toekomst mag een feest zijn, ook voor vmbo’ers.”
“‘JULLIE DOEN ERTOE.’ DAT IS DE BOODSCHAP VAN ON STAGE”
- Corine Korrel
“Bij een van de allereerste On Stage-evenementen nam een docent contact op: hij had een leerling die weginspecteur wilde worden en dat beroep zag hij niet op de lijst staan. Ik ben gaan bellen en het is gelukt om Rijkswaterstaat erbij te krijgen, ze kwamen met een grote wagen het terrein oprijden. Die leerling is na On Stage een paar keer met Rijkswaterstaat mee geweest en werkt daar inmiddels. Maar er is ook een uitvaartondernemer die uit zichzelf elk jaar meedoet. Die zegt ‘Ik wist op mijn vierde al dat ik dit wilde worden, maar iedereen vond het raar. Al sta ik er voor één kind, ik kom!’ Dat was voor mij ook een eye opener: ook beroepen waar je het niet zo snel van denkt, kunnen voor kinderen een droomberoep zijn.”
“Daarom is er ook een heel voorbereidingstraject én een follow up. Leerlingen maken vooraf bijvoorbeeld een eigen visitekaartje en er zijn voorbereidingslessen over sociale en zakelijke verkeersregels. Hoe schrijf je een brief of een email? Hoe spreek je iemand aan? Hoe stuur je iemand met wie je een fijn gesprek had achteraf netjes een bedankje? Dat zijn belangrijke zakelijke netwerkvaardigheden en je kunt niet van veertienjarigen verwachten dat ze dat uit zichzelf kunnen en doen.
Wat ze wél goed kunnen, is mensen om hun vingers winden. Ik heb vaak meegemaakt dat een bedrijf aanvankelijk terughoudend was, en bijvoorbeeld zei maar plek te hebben voor tien leerlingen. Dan waren er achteraf 25 langs geweest en zei zo’n ondernemer: ’Ik kon niet weigeren, ze waren allemaal zó leuk en gemotiveerd en enthousiast!’
Overigens doen we ook aan verwachtingsmanagement bij de bedrijven. Kinderen vinden een gesprek bijvoorbeeld vaak een beetje eng, en dan nemen ze twee andere leerlingen mee als een soort body guards. Die staan er dan wat ongeïnteresseerd bij, want die hebben andere interesses, maar richt je op de ene leerling, die met sterretjes in de ogen!”
“Dat vind ik een lastig onderwerp. Kijk, bij On Stage nemen we sowieso 50% van alle hindernissen weg. We hebben geregeld dat er 250 beroepsbeoefenaren met open armen op jóu staan te wachten, ongeacht wie je bent. Als leerlingen dan vervolgens geen uitnodiging krijgen, ligt het soms ook aan hun eigen houding. Dan ben ik streng en accepteer ik niet dat ze ondernemers gaan betichten van stagediscriminatie. Het bestaat, helaas, maar dat is niet altijd wat er aan de hand is. En zeker bij On Stage niet. Als je onbeleefd bent,
geen hand geeft, je capuchon ophoudt en je oortjes in, en geen interesse toont, dan is het niet zo raar dat een bedrijf je niet uitnodigt voor een vervolgbezoek. Als je dat stagediscriminatie gaat noemen, voel je je slachtoffer en dat lost niets op. Focus ook op je eigen rol en op die professionele vaardigheden, daar helpen we je graag bij.”
“Het liefst zou ik willen dat we de armoedecirkel gaan doorbreken waar veel kinderen in zitten. We kunnen kinderen weerbaarder maken, niet door met ze te gaan paintballen, maar door serieus met ze over hun toekomst te praten en ze van jongs af aan mee te geven dat ze later hun eigen geld kunnen verdienen. Al is het maar door een keer te zeggen ‘Hoe gaaf is dat, dat jij straks een baan kunt vinden waardoor je je eigen spijkerbroek kunt kopen!’
Ik pleit al lang voor een schoolvak life skills, waar vakken als verzorging, levensbeschouwing en burgerschap samensmelten, met ook onderwerpen als obesitas, loverboys en de gevaren van internet.
Alles heeft met elkaar te maken. Een schoolvak met loopbaanoriëntatie en -begeleiding en toekomstdromen als rode draad: Wie ben ik, waar ben ik goed in, waar word ik blij van? Als dat allemaal bij één gespecialiseerde docent gelegd wordt, ontlast dat andere docenten. Zo’n docent zou je kunnen delen met meerdere scholen, en die kan dan ook patronen signaleren: als er bij de ene school loverboys aan het hek staan, staan ze er meestal ook bij een andere school.”
“Mijn belangrijkste tip voor vmbo-scholen en -docenten is: onderhoud je netwerk. Het netwerk dat je leerlingen bij On Stage opbouwen is ook júllie netwerk. Nodig bedrijven uit de omgeving en stagebedrijven uit voor de kerstlunch of wanneer je als school iets te vieren hebt, nodig oud-leerlingen uit om gastlessen te geven. Het zijn voorbeelden voor jouw leerlingen, en kunnen hen misschien ook aan een stage helpen.
En voor docenten: wees betrokken. Bij elke editie van On Stage is er jammer genoeg altijd wel één groep die geen persoonlijke visitekaartjes heeft gemaakt, niet is voorbereid, niet weet wat de bedoeling is. Dan weet ik: dat ligt niet aan die kinderen, maar die docent of mentor was te druk, ziek of had er geen zin in. Soms staat een docent note bene buiten te kletsen terwijl het evenement aan de gang is. Die vraag ik naar binnen te gaan. Het zijn je leerlingen, daar wil en moet je bij zijn! Maar op individueel niveau zie ik gelukkig ook hoe betrokken veel docenten zijn en ook hoe verrast ze soms zijn. Lastige leerlingen zijn soms op On Stage helemaal in hun element. Dan hoor ik docenten zeggen: ‘Dat joch, kijk ‘m hier nou lopen!’ En dan zijn ze apetrots.”
“Met Peter Sprinkhuizen (voorzitter van de jury, red.) zou ik een gesprek hebben met de gemeente Tilburg die belangstelling voor On Stage had, en hij zei terloops: ’Hiernaast is nog een leuke bijeenkomst over LOB, kom nog even mee!’ Ik ging nog aan de zijkant zitten, zodat ik snel weg kon. Halverwege het lezen van het juryrapport realiseerde ik me dat het over míj ging. Ik vond het een grote eer om de erepenning te mogen ontvangen, ook omdat ik de eerste van búiten het onderwijs was die hem kreeg. Ik heb in de periode daarna een paar lezingen gegeven en werd uitgenodigd voor de Uitblinkerslunch op Paleis Noordeinde. Met het Genootschap van de Grijze Handen zien we elkaar nu een paar keer per jaar en schrijven we soms samen een opiniestuk. Het fijnste is dat het deuren opende, zowel bij scholen als bij bedrijven. Zo konden we duizenden extra vmbo-ers bereiken.”