Nieuwe kansen via een nieuwe route #artikelen

In de pilot ‘Onderbouwklas pro-vmbo’ werken praktijkonderwijs- en vmbo-scholen samen om leerlingen kansen te bieden.

Terug naar overzicht
Thumbnail

Nieuwe kansen via een nieuwe route

Ben je beter op je plek op het praktijkonderwijs (pro) of in de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo? Voor een behoorlijke groep leerlingen aan het eind van het basisonderwijs is dat geen uitgemaakte zaak. In de pilot ‘Onderbouwklas pro-vmbo’, die gestart is in 2019, krijgen pro-leerlingen meer tijd om in de onderbouw te voldoen aan de kerndoelen van het vmbo en, als ze dat willen en kunnen, over te stappen naar het vmbo. In een monitor-onderzoek is bekeken hoe dertig combinaties van pro- en vmbo-scholen samen onderwijs verzorgen in de onderbouwklas en of dat helpt om leerlingen op de ‘juiste’ plek te krijgen.

Tussen 2019 en 2024 deden ongeveer 30 pro-vmboscholencombinaties in verschillende tranches mee aan de pilot. Jaarlijks ging het om tussen de 180 en 260 deelnemers aan de onderbouwklas. Bij sommige scholen ging het om een handvol pilotleerlingen, bij anderen om een klas.

Waarom nemen scholen deel aan de pilot?

Het antwoord van de deelnemende scholen op deze vraag was unaniem: pilotscholen doen vooral mee om leerlingen kansen en succeservaringen te bieden en te zorgen dat leerlingen in het onderwijs op de goede plek terechtkomen. Ze willen voorkomen dat leerlingen uit het derde leerjaar van vmbo basis (of al eerder) van het

vmbo moeten doorstromen naar het praktijkonderwijs. Dat levert leerlingen vaak een faalervaring op.
“Het vraagt veel om teleurgestelde leerlingen weer in de stand van ‘leren leren’ te krijgen,” zeggen de scholen. De route via de onderbouwklas beschouwen ze als een kans, omdat ze daarmee een alternatief kunnen bieden voor ‘het voordeel van de twijfel’. Dat laatste gebeurt soms onder druk van ouders, die hun kind liever naar het vmbo zien gaan. Dubbeladviezen versterken die tendens nog. Daarbij durven basisscholen soms het ‘slecht-nieuwsgesprek’ met ouders niet aan. Anders dan in de rest van het voortgezet onderwijs bestaan er geen gemengde – of dakpanklassen in het praktijkonderwijs. Voor een paar scholen ging het om het formaliseren van een al bestaande praktijk.

“DEZE LEERLINGEN PROFITEREN VAN HET BESTE VAN TWEE WERELDEN!”

Waarom is het lastig om voor deze leerlingen te bepalen wat de beste plek is?

Bij de introductie van het praktijkonderwijs – 25 jaar geleden, tegelijk met de introductie van het vmbo – zijn landelijke criteria opgesteld, die de toegang tot het praktijkonderwijs (pro) regelen: criteria die een combinatie vormen van leerrendement en IQ¹. Al gauw werd duidelijk, dat achter deze criteria een diverse groep leerlingen schuilgaat: jongeren met uiteenlopende cognitieve beperkingen, waardoor ze bijvoorbeeld lastig kunnen generaliseren of plannen, die het beste leren op basis van praktijk.

Maar ook bleek het op basis van de criteria lastig om pro-leerlingen en leerlingen vmbo-basis met leerwegondersteuning (lwoo) goed van elkaar te onderscheiden: “Dat lijntje is heel dun”, zeggen de scholen. Ondanks die overlap zijn het praktijkonderwijs en het vmbo twee onderscheiden onderwijsvormen met een eigen regelgeving en programmering.

Welke keuzes maken de deelnemende scholen in het vormgeven en inrichten van de onderbouwklas?

De 30 scholencombinaties zijn aan de slag gegaan met het

¹ Het IQ ligt tussen 55 en 80 en de leerling heeft een leerrendement van 50% (gelijk aan een achterstand van drie jaar of meer), op twee van de volgende domeinen: inzichtelijk rekenen; begrijpend lezen; technisch lezen; spellen, waarvan één van de domeinen inzichtelijk rekenen of begrijpend lezen moet zijn.

ontwerpen van een onderwijsprogramma, met de selectie van leerlingen en de onderlinge samenwerking.

Voor de pilot pro-vmbo geldt de volgende regeling:

  • dat leerlingen ingeschreven staan op de pro-school met een toelaatbaarheidsverklaring;
  • dat pro-leerlingen maximaal 500 klokuren per schooljaar les mogen volgen op een vmbo-locatie, eventueel samen met vmbo-leerlingen;
  • dat leerlingen in de onderbouwklas pro-vmbo werken aan de kerndoelen van de onderbouw vmbo-basis/ kader.

 

Elke school heeft een eigen aanbod vormgegeven: maatwerk op basis van de behoeften van leerlingen die tussen pro en vmbo vallen. Meestal kozen de scholen bij de start voor een bepaalde inrichting en bleven daar in grote lijnen bij.

Zoals het onderstaande schema laat zien, selecteren de meeste scholen de deelnemers doorgaans vóór de start van de onderbouwklas, maken ze meestal een aparte klas van de groep deelnemers, die  meer vakken dan alleen de kernvakken Nederlands, Engels, reken- en wiskundelessen volgen, van zowel pro- als vmbodocenten. Op die onderdelen lopen de keuzes van scholen niet ver uit elkaar.

Verschillen in duur en locatie

Wel maken de scholen andere keuzes ten aanzien van de duur en de locatie waar de leerlingen les krijgen. De duur van de onderbouwklas varieert van één tot drie jaar. In de loop van de pilot hebben scholen de duur – en daarmee het moment van overstap naar het vmbo – ingekort: “We zien het in 99 procent van de gevallen binnen een jaar.” Leerlingen worden niet ‘onnodig lang’ vastgehouden in de onderbouwklas, zo stelt men. De overstap naar het vmbo gebeurt daardoor meestal individueel, en niet als groep.

De plek waar leerlingen hun lessen volgen varieert ook: soms krijgen ze alleen les op de pro-locatie, van pro- en vmbo-docenten. Dan geeft men aan dat de leerlingen de kleinschalige setting van het pro nodig hebben om aan de vmbo-methodes en het tempo te wennen. Soms krijgen leerlingen les zowel op het pro als op het vmbo, bijvoorbeeld bij scholen die beide afdelingen in huis hebben. En soms maken leerlingen een gefaseerde overstap naar het vmbo, waarbij ze gedurende de

onderbouwklas steeds meer lessen volgen op een vmbolocatie. Scholen beschrijven dit als ‘jaarlijks gepuzzel’, want het hangt mede af van hoe groot de basisklassen in het vmbo al zijn en van de inzetbaarheid van docenten.

Meer dan 500 uren op het vmbo

Tien scholen overschrijden de norm van de regeling van ‘500 klokuren onderwijs op het vmbo’. Zo laat een school waar pro en vmbo in één gebouw zitten, leerlingen in drie jaar tijd het hele vmbo-onderbouwprogramma volgen. In hun derde jaar volgen de leerlingen het tweede leerjaar vmbo. Soms werken pro-scholen samen met meerdere vmbo-scholen tegelijk. Zo is er een pro-school waar de onderbouwklasleerlingen gedurende een half jaar drie dagen op de ene vmbo-school zijn en twee dagen op het pro. In het tweede half jaar zijn ze drie dagen op de andere vmbo-school en twee dagen op het pro, onder begeleiding van een vmbo-docent, die meegaat naar beide scholen. De coördinator van deze school vertelt: “Deze leerlingen profiteren van het beste van twee werelden! We hebben dat zo georganiseerd, omdat docenten moeite hadden bij de groep leerlingen die ertussenin valt, in te schatten welke manier van leren het best past. Het jaar onderbouwklas is er om uit te zoeken wat het beste past. Dat lukt het best meteen in de echte setting. Bovendien voelen de leerlingen zich dan ook leerling van die school en kunnen ze beter kiezen.”

Hoe verloopt de samenwerking tussen het praktijkonderwijs en het vmbo?

Daarover zijn de meeste pilotscholen (dik) tevreden. Het aantal

vmbo-scholen waarmee een pro-school in het kader van de pilot samenwerkt varieert van één tot zes. Soms heeft samenwerking wel wat voeten in aarde gehad, omdat er voortdurend afstemming nodig is, bijvoorbeeld over de communicatie en  aanpak, maar ook over praktische zaken als boeken en kluisjes. Ook de continuïteit van betrokken vmbo-docenten speelt mee. Vanaf de start was de wil om samen te werken in het belang van de leerlingen groot: “We zitten er op een gelijkwaardige manier samen in”, stelt een school. Voor het vmbo zit de motivatie in de herkenning van de doelgroep van de pilot en het belang om doorstroom van vmbo-leerlingen naar het pro te voorkomen (en daarmee faalervaringen en demotivatie). Door de onderbouwklas is op een aantal scholen het gevoel ontstaan, dat men samen verantwoordelijk is voor de leerlingen, los van waar een leerling ingeschreven staat.

Wat is de meerwaarde van een onderbouwklas?

Eén manier om dit te bekijken is door na te gaan hoeveel leerlingen er vanuit de onderbouwklas daadwerkelijk de overstap naar het vmbo maken: dat geldt voor ruim 40% van de deelnemers. Daarna kunnen ze door naar een startkwalificatie op mbo2-niveau. De pilotleerlingen krijgen de mogelijkheid om vanuit een rustige setting met extra tijd, een speciaal aanbod plus begeleiding op maat te ontdekken welk niveau het beste past en wat het vmboniveau vraagt. Om sterker in hun schoenen te komen staan en beter voorbereid geleidelijk een eventuele overstap naar het vmbo te kunnen maken, en zo een succeservaring op te doen. Maar ook voor leerlingen (en hun ouders) die de overstap níet maken is er winst. Scholen omschrijven die winst meestal in termen van zelf ervaren – en soms geleidelijk accepteren – dat je prima op je plek zit in het praktijkonderwijs. Bovendien hebben de leerlingen laten zien dat ze meer aankunnen en wordt daar vaak ook rekening mee gehouden. Vanuit hoge verwachtingen zijn de scholen beter naar de leerlingen gaan kijken en heeft men een extra programma ontwikkeld. Bij docenten pro en vmbo is er over en weer bijvangst: een kijkje in elkaars keuken en ervaren wat het betekent om aan de hand van een ‘ontwikkelperspectief’ dan wel ‘diplomagericht’ onderwijs te geven. Met de pilot hebben pro- en vmboscholen laten zien, dat door intensieve samenwerking institutionele schotten doorbroken kunnen worden.

In oktober 2024 is een motie om de pilot met gecombineerde pro-vmbo-klassen voor meer scholen open te stellen, met brede steun door de Kamer aangenomen.

Meer lezen?

Het eindrapport is te vinden op de website van de Sectorraad Praktijkonderwijs.

Vmbo-parel Ayberk Sen vertelt over zijn ervaringen in de schakelklas pro-vmbo van 2021 tot nu.

Artikel over de pilot ‘Onderbouwklas pro-vmbo’

In de pilot ‘Onderbouwklas pro-vmbo’ werken praktijkonderwijs- en vmbo-scholen samen om leerlingen kansen te bieden.