“Onderwijs is niet alléén onderwijs. Het draait ook om strategie en politiek.” #artikelen

Dirk van der Spoel, voorzitter Adviesgroep vmbo

Terug naar overzicht
Thumbnail

“Onderwijs is niet alléén onderwijs. Het draait ook om strategie en politiek.”

Dirk van der Spoel was voorzitter van de adviesgroep die tussen 2006 en 2008 plannen maakte voor de doorontwikkeling van het vmbo. Wat waren op dat moment de belangrijkste thema’s, en hoe zijn die plannen inmiddels gerealiseerd (of niet)? “Wat je bedenkt als quick win, heeft vaak een lange adem nodig.”

Hoeveel ruimte hebben scholen binnen het onderwijsstelsel om hun eigen onderwijs vorm te geven? En in hoeverre maken ze daar gebruik van? Een jaar of acht na de invoering van het vmbo in 1999 was dat een van de belangrijke thema’s die speelden. Daarom werd in 2006 Dirk van der Spoel gevraagd voorzitter te worden van een adviesgroep voor het vmbo-onderwijs. “Er was een grote groep van directeuren van vmboscholen die bij de minister van onderwijs het verzoek had neergelegd om méér ruimte te creëren om het onderwijs zelf te kunnen vormgeven”, herinnert hij zich. “De ruimte voor LOB gaf al mogelijkheden, maar men wilde meer.”

Onderwijsminister Maria van der Hoeven gaf de adviesgroep daarom als belangrijkste opdracht om samen met scholen, vervolgonderwijs en bedrijfsleven te zoeken naar ruimere mogelijkheden voor scholen om binnen nader te bepalen kaders het eigen onderwijsaanbod te bepalen.

De Adviesgroep vmbo die Dirk van der Spoel bij elkaar bracht, bestond in feite uit twee groepen: een kerngroep van zo’n zes mensen, waarvan ook Wilma Bredewold en Hélène van Oostrom deel uitmaakten, en een bredere klankbordgroep van enkele tientallen onderwijsprofessionals, waar onder meer Jan van Nierop in zat.

Dirk van der Spoel is niet iemand die zegt ‘Zo moet het!’, meer iemand die vraagt ‘Hoe zullen we het doen?’ Zo ging hij ook te werk als voorzitter van de Adviesgroep vmbo. “We gingen het veld in en stelden de vraag breed: ‘Wat hebben jullie als vmbo nodig?’ Vervolgens organiseerden we conferenties om te presenteren wat we verzameld hadden.”

Naamgever

Dirk van der Spoel was als docent, decaan en schooldirecteur en bestuurder vanaf het begin bij het vmbo betrokken geweest. Sterker: hij is de man die in de aanloop van de stelselwijziging de naam vmbo bedacht, als afkorting voor voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs. “Het was een verzamelterm voor de verschillende stromingen binnen het voorbereidende beroepsonderwijs, bedoeld

om meer samenhang te creëren. Het doel bij de invoering van het vmbo was vooral dat leerlingen meer tijd en mogelijkheden zouden krijgen om zich te oriënteren. Voorheen koos je op je twaalfde voor de leao, lhno of lts. Daarmee lag je beroepskeuze vast, je moest echt mazzel hebben om je koers nog te kunnen verleggen. Door die scholen samen te voegen in het vmbo, kwam er ruimte om in de onderbouw gezamenlijke aanloopprogramma’s te maken, en de beroepskeuze een paar jaar naar achteren te verschuiven. Mede daarom werd het ook belangrijker om leerlingen te begeleiden bij het kiezen van een vervolgrichting, en werd LOB een onderdeel van het curriculum.”

LOB en doorstroom naar de havo

LOB (Loopbaanoriëntatie en -begeleiding) was een van de twee thema’s waar de Adviesgroep vmbo zich in het eerste jaar op richtte. LOB was een integraal onderdeel van het vmbo-onderwijs. Loopbaanoriëntatie was daarmee niet langer iets dat een docent die een uurtje over had er even bij deed, er kwam serieuze aandacht voor – mede dankzij de ideeën van Marinka Kuijpers, die een proefschrift schreef over loopbaancompetenties.

Een tweede thema was de doorstroom naar de havo. “Voorheen was dat een kwestie van willekeur: de ene school vond het prima, op de andere mocht het niet. Ook hier bleek er meer ruimte te zijn dan je zou denken. Maar scholen reageerden daar verschillend op. Sommige scholen redeneerden ‘Er staat niet dat het níet mag, dus we doen het gewoon’. Andere waren terughoudend: ‘Als er niet expliciet staat dat het wél mag, doen we het niet.’ Ons advies was om de scholen zélf onderling afspraken te laten maken over de doorstroom van vmbo naar havo. Daar was wettelijk gezien genoeg ruimte voor.”

De conclusie van de Adviesgroep was dus tweeledig. “We ontdekten dat er inderdaad wettelijk gezien al genoeg ruimte was, bijvoorbeeld door LOB onderdeel te laten zijn van het curriculum. Maar we zagen ook een zekere ambivalentie: aan de ene kant vroegen scholen om meer ruimte, aan de andere kant was er koudwatervrees om daar ook daadwerkelijk gebruik van te maken.”

“WAT JE BEDENKT ALS QUICK WIN HEEFT VAAK EEN LANGE ADEM NODIG”

Bestuurswisseling

De stuurgroep was benoemd voor drie jaar, maar na een jaar viel het kabinet Balkenende II, en werd vervangen door Balkenende III. Na minister Maria van der Hoeven was nu staatssecretaris Marja van Bijsterveld verantwoordelijk voor het vmbo. De Adviesgroep vmbo, die na een jaar haar eerste bevindingen publiceerde in het rapport ‘Voortvarend vmbo. Samen koersen op bewegingsruimte’ viel tussen wal en schip. “Ze wisten in Den Haag eigenlijk niet meer wat ze met ons aanmoesten. Bij de afronding van ons rapport hebben we twintig minuten met de staatssecretaris kunnen praten en bij de overhandiging een half uur. We waren daarover not amused. Het ministerie ging vervolgens op zoek naar een nieuwe opdracht voor ons. We hebben er in elk geval voor geijverd dat de Stichting Platforms VMBO de opvolger werd van de adviesgroep, als onderhandelaar namens het vmbo-werkveld.”

Ambivalentie

Heeft de adviesgroep invloed gehad op het beleid? Dirk van der Spoel is er ambivalent over. “Wat je bedenkt als quick fix, heeft vaak een lange adem nodig. Toen ik in de Adviesgroep vmbo zat, dacht ik: ‘We zitten aan de overlegtafels, nu kunnen we écht meebepalen hoe het beleid eruit komt te zien. Maar dat is niet altijd waar gebleken.”

Na een korte stilte: “Een van de teleurstellingen van het landelijke werk dat ik deed, was dat de wetgever soms meer aan zichzelf denkt dan aan degenen waarvoor je een wet uiteindelijk maakt: de leerlingen. Politici spreken graag en vaak met het veld, maar onthouden uiteindelijk vooral wat in hun kraam te pas komt. Je kunt nog zulke mooie argumenten hebben, maar als het niet in de politieke kleur past, zijn ze tegen dovemansoren gericht. Dat is frustrerend, maar die ambivalentie ís er nu eenmaal.

“Ik had ook gehoopt dat er echt een onderwijsbeweging op gang zou

komen waarbij leerlingen bijvoorbeeld elementen uit hun mbo-vervolgopleiding al op het vmbo zouden kunnen doen. Dat wordt inmiddels vaak beleden, maar nog niet vaak gerealiseerd. Het zou een van mijn grote wensen zijn als dat goed geregeld werd. Hier speelt ook weer die ambivalentie: er zijn mooie plannen en ideeën, maar als het dan daadwerkelijk gerealiseerd moet worden, zijn er ineens beren op de weg.”

Strategie

De reden daarvoor? “Verandering binnen het onderwijs is complexer dan je denkt. Onderwijs is niet alleen onderwijs, het is ook strategie en politiek. Scholen hebben hun eigen koninkrijken. Daarbij kunnen licenties ook onderwijsontwikkelingen sturen of remmen. Het idee om één onderwijslicentie te maken voor het vmbo, heeft het bijvoorbeeld niet gehaald, ook omdat een aantal politici niet wilde dat er opnieuw aan het onderwijs gerommeld werd.”

Na zijn werk voor de Adviesgroep werd Dirk van der Spoel onder meer bestuurder bij een scholengroep, en daar merkte hij in de praktijk hoe weerbarstig dit soort processen zijn. “Ik was in de positie om dingen te veranderen en alle elementen waren aanwezig. Toch kwam die samenwerking ook daar niet goed van de grond. Een van de oorzaken is de fragmentatie binnen het onderwijs. Ik had me daar eerder al hopeloos over opgewonden. Dan moest het curriculum helemaal opnieuw vormgegeven en begon het vmbo in klas 1, en het mbo begon in het eerste jaar mbo. Vind je het gek dat het dan niet aansluit? Het zou een gezamenlijke ontwikkeling moeten zijn.”

Dat er nog steeds een kloof zit tussen tussen vmbo en mbo, net als tussen havo en hbo, vindt hij dan ook teleurstellend. “Op de een of andere manier zijn we nog niet in staat om daadwerkelijk bruggen te bouwen. Er moet een stroming komen binnen het onderwijs die zegt ‘We gaan dat samen regelen’. Maar waar die vandaan moet komen, weet ik niet zo een, twee, drie.”

“HET NEGATIEVE BEELD VAN HET VMBO ECHT BEGINT TE KANTELEN

Imago

Een ander onderwerp waar de Adviesgroep zich op richtte, was de verbetering van het imago van het beroepsonderwijs. “Begin jaren negentig was er al grote tevredenheid bij ouders en leerlingen over het vmbo. Maar de mensen die er niets mee te maken hadden, keken er met een negatieve blik naar, en zij kregen gemakkelijker gehoor. We wilden het vmbo op een positieve manier onder de aandacht brengen.”

De Adviesgroep besloot daarom een prijs in te stellen voor mensen die zich verdienstelijk hadden gemaakt voor de vmbo-leerlingen. “Hoogleraar Johan van der Sanden was destijds een van de weinige wetenschappers die bewust de beroepsleerlingen op de korrel had: hoe konden we het voor hén gemakkelijker maken om te leren? Ik heb hem een aantal keren gesproken en toen hij onverwacht overleed, hebben we in overleg met de familie de prijs aan hem opgedragen.”

Dragers van de erepenning

De Prof. Johan van der Sanden-erepenning is vanaf 2006 aan tien mensen uitgereikt, die zich allemaal op een bijzondere manier verdienstelijk hebben gemaakt voor het vmbo.

“Corine Korrel bracht bijvoorbeeld leerlingen in contact met beroepsbeoefenaren, wat veel beter werkt dan alleen op een school rondkijken, Ad van Andel had een mooie nieuwe benadering op zijn nieuwe school in Houten en Inge Kirsten maakte zich hard voor LOB.”

Er was vaak een list nodig om nietsvermoedende winnaars naar de prijsuitreiking op een landelijke dag te krijgen. “Je kunt het ontvangen van de erepenning vergelijken met het krijgen van een lintje. Dat geheimhouden van de uitreiking was ongelofelijk leuk, ik heb dat altijd met veel plezier gedaan.”

Waar hij, tot slot, vooral blij mee is? Dat het negatieve beeld van het vmbo echt begint te kantelen – wellicht mede dankzij die positieve aandacht. “Er komt ook steeds meer wetenschappelijk onderzoek naar het beroepsonderwijs. Alles bij elkaar zie ik echt een positieve ontwikkeling.

Het is daarbij nog steeds fijn dat vmbo-leerlingen hun onderwijsloopbaan zo divers kunnen insteken, dankzij de opzet met profielen en keuzevakken. Dat leerlingen de nieuwsgierigheid mogen hebben om over hun gekozen richting heen te kijken, zonder dat dat de vaart uit hun opleiding haalt, is een van de mooie aspecten van het vmbo. Dat is waar het uiteindelijk ook allemaal om begon.”

Interview met Dirk van der Spoel

Dirk van der Spoel, voorzitter Adviesgroep vmbo