“Vmbo’er, wees trots op jezelf en ga ervoor!” #artikelen
Kees van Velzen, ondernemer en oud-wethouder, vertelt over zijn loopbaan.

Kees van Velzen, ondernemer en oud-wethouder, vertelt over zijn loopbaan.
Zes jaar geleden nam Kees van Velzen afscheid als wethouder van de gemeente Teylingen, na een loopbaan van 20 jaar in de politiek: als CDA-raadslid in Voorhout en Teylingen en de laatste acht jaar als wethouder, onder meer met Onderwijs in portefeuille en een record aan gerealiseerde fysieke projecten. Voor die tijd maakte hij eigenhandig van een lege fabriekshal een goedlopend verpakkingsbedrijf, dat hij ook nu nog runt. Zijn loopbaan begon op de Bisschoppelijk Nijverheidsschool (BNS), de voorloper van de huidige KTS Teylingen. Een verhaal over aanpakken, lef hebben en jezelf blijven ontwikkelen.
Als wethouder zette hij zich in om vele projecten te realiseren. Eén daarvan was een initiatief van Ton de Groot, tot voor kort directeur van het Teylingen College KTS. Na een succesvolle pilot om leerlingen uit het speciaal onderwijs op te leiden voor een vmbo-diploma, zocht deze naar uitbreiding van leslokalen om zo binnen de eigen schoolmuren kleinschalig onderwijs voor deze leerlingen mogelijk te maken. Vanuit de huisvestingstaak van de gemeente waren er geen mogelijkheden. Maar vanwege de maatschappelijke zorgopdracht van de gemeente en gemotiveerd door het sympathieke streven lukte het Van Velzen om de benodigde middelen te realiseren en kwam er een apart gebouwtje en een zorgcoördinator. “Aanvankelijk stond de minister sceptisch tegenover het initiatief. Zodra de resultaten zichtbaar werden, sloeg dat 180 graden om en stond het project model voor een landelijke uitrol.”
In het contact met de KTS kwam ter sprake dat de wethouder een oud-leerling was. Daarop werd hij boegbeeld en een rolmodel: ‘Dit kun je óók worden met het vmbo.’ Als wethouder begeleidde hij tweedejaars leerlingen, die in het kader van een themaweek over de gemeente een raadsvergadering bijwoonden. Daarvóór maakten ze op school een voorstel voor een aanvullende maatschappelijke voorziening, bijvoorbeeld een skatebaan, bouwden een maquette en leerden hun plan, inclusief verdienmodel, verdedigen. Die rol plus zijn eigen verhaal leverden hem een portret op in het Dromenboekje ter gelegenheid van het 15-jarig bestaan van het vmbo.
“De Bisschoppelijke Nijverheidsschool genoot landelijke faam als gedegen vakopleiding en stond zeker ook bij werkgevers goed bekend”, vertelt Van Velzen. Hij volgde de vierjarige theoretische (T)-stroom, die voorbereidde op een vervolgopleiding; de praktische P-stroom duurde drie jaar. “Ik ben in september jarig”, vervolgt hij. Een ‘vroege leerling’ dus. Dat speelde in zijn hele verdere loopbaan door:
“Ik ging met 3 jaar naar de kleuterschool, op mijn 5e naar de basisschool, met 11 jaar naar de BNS en zat op mijn 14e op de mts, met medeleerlingen in de klas die zelf met de auto naar school kwamen. Ik was eigenlijk altijd de jongste. Doordat ik lang was, viel dat niet zo op, maar in mijn ontwikkeling was ik niet zo ver.”
In de toendertijd nieuwe opzet van het brugjaar maakten leerlingen kennis met verschillende beroepscontexten, bijvoorbeeld de bakkerij, de elektro en de metaalbewerking. Met een houtwerkplaats letterlijk naast de deur van zijn ouderlijk huis was de keuze voor de richting houtbewerking een no-brainer. Van Velzen was handig, had een goed inzicht en kon goed tekenen en wilde daarom wel architect worden. Hoewel een kei in rekenen, bleek de nieuwe invulling van de ‘formulevakken’ bij de invoering van de Mammoetwet een zodanig struikelblok, dat hij na twee jaar vastliep op de mts en besloot te gaan werken. “Opmerkelijk genoeg kon ik mijn kinderen op de middelbare school de eerste jaren prima helpen met hun wiskunde-huiswerk.”
Via ‘werk in de bloemen’ kreeg hij een baan als techneut aangeboden. “Binnen tien jaar was ik zelfstandig ondernemer”, zegt Van Velzen. De reorganisatie ‘back to core business’ van het grote Amerikaanse verpakkingsbedrijf in Mijdrecht waar hij werkte, omvatte ook de productieafdeling. Het bedrijf huurde een bedrijfspand ernaast. De directeur vroeg hem samen met een collega dat bedrijf te gaan runnen. Dat hij binnen het bedrijf nagenoeg alle afdelingen van de boekhouding tot de praktijk in de productie doorlopen had, wekte bij heel wat afdelingsmanagers het vertrouwen dat hij – amper 29 jaar – daar een succes van kon maken. Hij sprak af het een half jaar uit te proberen. Twee weken later had hij de sleutels van het pand. “Er was hélemaal niets, dus alles moest ontdekt en gedaan worden; een gigantisch leuke levenservaring!”, zegt Van Velzen.
“HET IS WAARDEVOL OM VEEL ERVARING EN KENNIS IN HET WERK ZELF OP TE DOEN.”
“Op het hoogtepunt hadden we 140 personeelsleden. Totdat de rampen in Enschede en Volendam zich voltrokken, waarna wetten werden gewijzigd en de veiligheidsvoorschriften op het gebied van brandveiligheid aangehaald.” De dreigende sluiting van het bedrijf wist men af te wenden, op voorwaarde dat er alleen nog dagproductie gedraaid werd. Omdat elk Europees land zijn eigen plan trok, haakten grotere klanten af in Nederland. Bedrijfssluiting volgde. Van Velzen verhuisde het bedrijf naar Noordwijkerhout en maakte een doorstart met de overige klanten. Na een dreigend faillissement sloeg hij de machines op in een pand in Sassenheim en ging van daaruit op kleinere schaal werken. Om daar nooit meer mee te stoppen, ook naast en na zijn politieke loopbaan, zij het steeds meer als ‘hobby’.
Veel van zijn kennis deed hij op ‘on the job’, tijdens de praktijk op de verschillende afdelingen van het bedrijf. “Ik had in de productie gewerkt, dus ik wist wat efficiency is. Ik had ervaring opgedaan met processing, met de verpakkingsafdeling en een jaar als vervanger op de administratie-afdeling gewerkt. Door mijn servicegerichte houding wilden alle afdelingsmanagers me wel hebben, inclusief de boekhoudafdeling, want ondertussen volgde ik in de avonduren cursussen boekhouding en moderne bedrijfsadministratie. Ik kreeg veel verantwoordelijkheid en veel vertrouwen. Door alle opgedane ervaring werd ik allround en dat cumuleerde in het aanbod van mijn baas om zelf het bedrijf op te gaan zetten.”
De belangstelling voor de politiek komt voort uit zijn maatschappelijke betrokkenheid, vertelt Van Velzen. Op de lts vroeg een van zijn leraren hem in de kerstvakantie te helpen bij het vastspijkeren van een vloer in een grote bouwkeet van een jeugdcentrum. In no time raakte hij betrokken bij het centrum, draaide mee in bardiensten en de clubkrant. Eenmaal in het bestuur van het jeugdcentrum, ontdekte men dat hij pas 14 jaar was, in plaats van 16. Via die activiteiten kwam hij in aanraking met de politiek, leerde alle wethouders kennen en bouwde gaandeweg een groot netwerk op. “Toen het centrum afbrandde, moesten er subsidies worden geregeld, bij de gemeente, de Provinciale Jeugdraad Zuid-Holland en stond ik als net tweeëntwintigjarige te spreken voor de Gedeputeerde Staten. Je netwerk vraagt je om op de lijst te gaan staan, eerst op een nietverkiesbare plek, en zo gaat dat balletje rollen. En ondertussen: aanpakken, aanpakken, aanpakken.”
Het jeugdcentrum kwam er weer, uiteraard…
“Het is waardevol om veel ervaring en kennis in het werk zelf op te doen. En daarbij durven aanpakken en fouten durven maken. Met verstand, maar wel ook doorpakken. Ik geloof niet in ’hoe hoger het onderwijsniveau, hoe beter’”, zegt Van Velzen. “Havisten en vwo’ers worden voorbereid op het hoger onderwijs. Doordat zij niet praktisch zijn opgeleid, is er voor vmbo’ers een ontzettend goede boterham te verdienen. Mensen doen en kunnen steeds minder zelf. Of het nou gaat om loodgieters, timmerlui of elektriciens; er is werk in overvloed. Vmbo’ers zouden zich meer bewust moeten zijn van die afhankelijkheid van de maatschappij. En hoe trots kun je zijn op iets wat je zelf gemaakt hebt!”
“Na het vmbo moet je doorleren aan het mbo. Op het mbo is er weinig aandacht voor verschillen tussen leerlingen. In het vmbo hebben docenten meer aandacht voor de leerlingen. Ook de manier van lesgeven verschilt. In het mbo wordt meer aan de studenten zelf overgelaten en is aanwezigheid hun eigen verantwoordelijkheid, met alle gevolgen van dien.
Als een bbl – de leer-werkvariant van het mbo – goed wordt ingericht, kan het een naadloze overgang van school naar werk vormen, waarbij een leerling tijdens het werk nog een plek heeft om te leren en zich te ontwikkelen. Maar hoe mooi zou het zijn als het vmbo en mbo één beroepsroute zouden vormen, zónder dat een leerling hoeft over te stappen naar een andere school!? Als ik vier jaar minister zou zijn, zou ik de bezem door het systeem halen. Het kan ook niet zo zijn, dat we een enorm docententekort hebben en de helft van de leerkrachten op een kantoor zit.”
Net als de BNS vroeger is ook KTS nog steeds een school die stevig geworteld is in haar omgeving en veel opdrachten van bedrijven naar binnen haalt. Er is een mooie wisselwerking tussen school en het bedrijfsleven. “Met het vmbo kun je heel veel”, besluit Van Velzen, “en of dat lukt zit vaak in het poppetje. Als je wil aanpakken en je wíl iets bereiken, dan kún je het bereiken. Vmbo-leerlingen mogen trots zijn op zichzelf en kunnen zich op heel veel vlakken meten met leerlingen van andere schooltypen. In de praktijk leer je kennis. Er zijn mensen die vanuit de praktijk leren en mensen die vanuit hun hoofd leren, maar de praktijk leer je nooit alleen vanuit je hoofd. Dus vmbo’er, wees trots op wat je kan, want je kan écht wat!”
“HOE MOOI ZOU HET ZIJN ALS HET VMBO EN MBO ÉÉN BEROEPSROUTE ZOUDEN VORMEN.”