Jim Snijhorst – teamleider bovenbouw en docent Sport, Dienstverlening & Veiligheid aan het Maris College Bohemen in Den Haag #docenten
25 jaar docent met passie voor het vmbo

25 jaar docent met passie voor het vmbo
Schoolloopbaan: Na de Dalton Den Haag – de school waar zijn eigen kinderen ook heen zijn gegaan – kiest Jim voor de lerarenopleiding aan de Willem de Kooning Academie.
Loopbaan: Tijdens zijn LIO-stage kwam hij terecht op Maris College Bohemen in Den Haag, (toen nog SG Westhage) om daar nooit meer weg te gaan. Hij gaf tekenen, beeldende vorming, CKV, Engels en Nederlands. Jim haalde de bevoegdheid voor D&P en werkt als docent Sport, Dienstverlening & Veiligheid. Vervolgens werd hij teamleider, eerst als vervanger in de onderbouw en niet veel later van de bovenbouw van de kaderberoepsgerichte leerweg.
“Na de opleiding en een paar maanden ertussenuit wist ik het eigenlijk niet zo goed. Ik ben erg creatief en tekende veel en graag. Op de middelbare school had ik een fantastische tekenleraar; dat speelde vast mee. Dus meldde ik me aan voor een lerarenopleiding bij de Willem de Kooning Academie.”
“Ik ben als tekenleraar begonnen op SG Westhage, nu Maris College Bohemen, waar ik ook mijn LIO-stage had gedaan. De echte start kon niet triester, omdat de docente die ik drie maanden zou vervangen, de dag voor mijn eerste schooldag overleed. Daarna was het voor beide partijen vanzelfsprekend dat ik zou blijven. Er was een goede klik.
Het lijkt misschien fantasieloos als je 25 jaar op dezelfde plek werkt. Maar doordat er zoveel veranderd is in het vak, fusies rond de school en in mijn rol, voelt het niet als dezelfde baan op dezelfde plek. Mijn teamleider stelde een jaar of zes geleden voor, dat ik de bevoegdheid Dienstverlening & Producten zou halen, omdat er een creatief persoon gemist werd in het team. D&P heet hier vanuit het verleden ‘Sport, Dienstverlening en Veiligheid’. Hoewel aanvankelijk sceptisch bevielen zowel de opleiding van een jaar, samen met leuke collega’s, als het vak me prima. Leerlingen doen bijvoorbeeld opdrachten met een ‘sportsausje’, zoals het organiseren van griezelgym voor de kinderen van personeelsleden.
Ik had geen ambitie om teamleider te worden, maar ben dat – wederom – op uitnodiging van mijn leidinggevende toch geworden. Ik merkte vanaf dag één dat dat geaccepteerd werd, dat ik het in me had en leuk vond. En weer vond ik de opleiding waardevol.”
“In het lokaal ben ik een ander persoon dan in mijn kamer. Dat leg ik leerlingen ook uit. Die tip heb ik meteen van mijn collega-teamleider meegekregen: ‘Bespreek nóóit teamleiderszaken in de les.’ In de les ben ik gewoon de meester. Ik denk wel dat leerlingen me een fijne, betrokken en prima docent vinden. Als teamleider ben ik strenger.”
“Tieners zijn tieners en over het algemeen zijn ze hartstikke leuk! Het grootste verschil zijn de ouders. We juichen ouderbetrokkenheid toe. Maar ouders van nu zijn kritischer over wat zich op school afspeelt en soms wantrouwig. Een tiener die zich onvoorwaardelijk gesteund voelt door thuis, zal minder makkelijk gezag accepteren. Het komt ook door mijn rol als teamleider, dat ik veel meer contact heb met ouders dan voorheen. Ik heb zelf drie tieners. Doordat ik in deze
branche zit, neem ik hun schoolverhalen vaak wel met een korreltje zout.”
“Als stagiair kreeg ik een wijze les van een oudere docente: ‘Het maakt niet uit welk vak je geeft, want we hebben allemaal hetzelfde doel en dat is prettige mensen afleveren.’ Zo zie ik het nog steeds. Je vak is een middel om jongeren verder te helpen in het leven. Ik vind het ook heerlijk om met ze te praten, in discussie te gaan en andere thema’s aan te snijden. Ik geloof ook in voorbeeldgedrag. Hoe hoog de emoties soms ook oplopen, het is wel belangrijk dat je met empathie blijft kijken en dat interactie altijd respectvol blijft.”
“Op school hebben we echt een professionaliseringsslag gemaakt. Er is meer aandacht voor kwaliteit en we zijn meer dan in het begin een lerende organisatie geworden: we reflecteren bijvoorbeeld waarom we iets zo doen, maken afspraken over bijscholing en kijken waar verbetering nodig is. Daarnaast heb ik het idee dat we nu meer dan vroeger meer tijd tekort komen.”
“Ik ben nog steeds mezelf. Wat bijvoorbeeld wel veranderd is in wat ik doe is, dat we voor alle vakken werken met rubics, waardoor je goed zicht hebt op de betekenis van een cijfer en waar verbetermogelijkheden zitten. In de beoordeling bij kunstvakken zit altijd een subjectieve component.”
“Humor is voor mij een van de belangrijkste facetten in het werk, met collega’s en met leerlingen. Met het team hebben we de grootste pret. Soms zitten we al voor 8 uur met tranen in de ogen van het lachen. Met vierdeklassers kan je dat ook hebben. Als ik hier een tijdje niet zou lachen, zou ik me afvragen of ik nog wel op de goede plek zit. Het is geen makkelijke baan, maar wij hebben geen vacatures. Ons team is goud. We steunen en ondersteunen elkaar; we hebben zelfs collega’s uit Rotterdam, die per se hier willen werken. We nemen allemaal ons werk heel serieus en kunnen tegelijkertijd enorm relativeren. Dan worden ook vervelende dingen nooit persoonlijk.”
“We doen mee aan de pilot Onderwijstijd. We willen meer vakkenintegratie en samenwerking, bijvoorbeeld Nederlands integreren bij het beroepsgerichte vak, waarbij twee docenten soms samen voor de klas staan. Je haalt de overlap weg, en we hopen dat dat ook ontwikkeltijd oplevert.”
“Afgelopen week zijn er wel zeven oud-leerlingen langs geweest, die heel graag komen vertellen wat ze nu doen en hoe het gaat. Vrijwel zonder uitzondering zeggen ze: “Ik heb nú pas door hoe goed we door jullie begeleid zijn.” Ze zijn nog geen maand weg of ze realiseren zich al hoe betrokken wij als docenten waren! Als ze hier zitten, voelen ze dat soms als ‘op de huid zitten’; achteraf vinden ze dat heel fijn. Ik ben er het meest trots op, dat ik de oprechte interesse in wat leerlingen bezighoudt onderweg nooit ben kwijtgeraakt.”