Morela Sterling – docent Zorg en Welzijn aan het Bindelmeercollege in Amsterdam Zuidoost #docenten
25 jaar docent met passie voor het vmbo

25 jaar docent met passie voor het vmbo
Schoolloopbaan: Morela Sterling is geboren op Curaçao en opgegroeid op Curaçao en Bonaire. Voor haar studie aan de SOL te Utrecht vestigde ze zich in Nederland (jaren 80).
Loopbaan: Na haar studie werkte ze vier jaar op een scholengemeenschap op Bonaire. Daarna rondde ze een studie orthopedagogiek aan de VU Amsterdam af en gaf op Bonaire en later in Nederland les aan vmbo- en mbo-leerlingen, in Lelystad en in Amsterdam. Ze werkt nu zo’n 34 jaar in het onderwijs. Ondanks haar pensioen, afgelopen augustus, staat ze als invaldocent Facilitaire Dienstverlening weer negen uur per week voor de klas op het ABC Noorderlicht in Amsterdam Noord. 1x per maand begeleidt ze leerlingen in het restaurant op het Bindelmeercollege in Amsterdam ZO.
“Ik voelde al van jongs af aan dat ik docent wilde worden, het liefst voor vmbo-leerlingen. Die keuze was heel bewust, want ik vind dat leerlingen vaak veel meer kunnen dan ze denken. Ik heb altijd erg genoten van de kinderen in mijn klas. Je moet ook van ze kunnen houden, anders kun je beter een ander vak kiezen. Ik houd van mijn werk en mijn leerlingen. Het moet je passen, en je zult elk jaar opnieuw het gezag in de klas moeten verdienen. Dat gaat mij bijna altijd goed af. Elk schooljaar opnieuw zijn duidelijkheid en een positieve instelling naar je leerlingen toe van het grootste belang.”
“Op Curaçao was het onderwijs erg autoritair en streng. Wie niet luisterde of ongehoorzaam was, kreeg zelfs wel eens tikken van de onderwijzer. Toen ik net begon als docent vond ik dat lesgeven op een andere manier mogelijk is. Anders, minder streng. Ondanks deze goede voornemens bleek dat ook ik van start ging als een ‘lesboerin’. De lesstof overbrengen aan de leerlingen met een houding van ‘mond dicht en luisteren’ richting de leerlingen. Een leerzame tijd, waarin je ontdekt welke lesmethode en didactische aanpak het beste bij jou en de leerlingen past.”
“Ik houd van de vmbo-leerlingen en als je hun hart weet te winnen en ze gaan ook van jou houden, dan doen ze alles voor je. Je voelt als docent vaak wel aan wat je wel en niet moet zeggen en humor doet veel. Waarschijnlijk vinden ze me een joviale juf. Ik kreeg van een leerling eens een bedankbrief nadat ze was geslaagd voor haar examen. Dat ontroerde me enorm. Het was zó lief, ik heb de brief bewaard en kijk hier graag nog eens naar.”
“Voorheen zaten leerlingen in vmbo-basis of -kader die beter gescreend waren. Het waren veelal gemotiveerde leerlingen, die graag een vak wilden leren. Het liep allemaal vlotjes, de school was heel open en transparant met een relaxte sfeer onder leerlingen. De klassen waren klein voor wat betreft de basisleerlingen: maximaal acht of tien. Ik zie nu dat de agressie van de straat ook zichtbaar is op school. Nu zijn er meer leerlingen met gedragsproblemen en heel veel van hen hebben ‘bagage’ van ‘hier tot Tokyo’. Uiteraard zijn leerlingen ook veel mondiger geworden. Dat heb ik geleidelijk aan zien veranderen. En dat vraagt nogal wat van een docent.”
“Ik leer ze dat ze alles kunnen doen maar de weg ernaar toe is niet altijd gemakkelijk. Maar: never give up!! En ook dat we allemaal, ouders, docent en leerling, een gemeenschappelijk doel nastreven:
dat ze hun studie met succes mogen afronden.”
“Ik heb natuurlijk meegemaakt, zoals zoveel docenten, dat kleine scholen fuseerden en werden omgevormd tot grote scholengemeenschappen. Aan het begin van mijn carrière had ik te maken met een directeur en een onderdirecteur. Die laatste was dan mijn direct leidinggevende. De lijntjes waren kort, daardoor kon er snel geschakeld worden en ingrijpen of bijsturen verliep vlot. Nu zijn er heel veel lagen toegevoegd aan een onderwijsorganisatie. Mijn teamleider is degene die ik kan aanspreken, maar die wordt ook weer van hogerhand aangestuurd. Ik vind de ontwikkeling van schaalvergroting niet per se een verbetering voor het onderwijs, maar ik begrijp het wel.”
“Je begint met een zekere basis. Zoals ik al aangaf, was ik in het begin iemand die vooral de lesstof wilde overbrengen. Uiteraard veranderen je methoden door de jaren. Je moet al doende leren welke manier het beste bij jou past. Ik heb halverwege mijn carrière ook eens wat pech gehad op een school; dat het niet lekker klikte met een leidinggevende. Ik zat niet zo lekker in mijn vel. Dan dacht ik maar weer aan de les die mijn vader mij meegaf en waar ik veel aan heb gehad: je kunt buigen, maar ze kunnen je niet breken.”
“In de eerste plaats zou ik het vmbo veel kleinschaliger maken. De klassen kleiner. Aan het begin van mijn loopbaan begon ik met acht kinderen in de klas, maar er zijn ook jaren geweest dat er 24 in mijn klas zaten! En er zaten altijd wel een paar leerlingen bij die door gedragsproblematiek flink wat aandacht en tijd vroegen.
Verder zou ik af willen van de uitgebreide administratie en rapportage die we moeten bijhouden van onze leerlingen. Het administratiepakket Magister is echt een crime; je moet zoveel dingen vastleggen en voortdurend dingen monitoren. Het kost veel tijd die je liever aan leerlingen zou willen besteden. In de jaren ‘90 had je een of meerdere administratieve medewerkers, die veel van deze taken op zich namen: rapportage, dossiers, cijfers, examenopgaven, etc. Al die taken liggen nu op het bordje van de docent.
Een ander ding dat ik misschien ook zou veranderen is die eeuwige bezuinigingen. We horen dat voortdurend! Ik heb ook het gevoel dat scholen door schaalvergroting met een raad van bestuur veel geld opslokken. Ik zou dat geld graag besteden aan onderwijs en niet aan overhead.”
“Dat vind ik best een moeilijke vraag. Ik heb zoveel mooie dingen gezien en gedaan…
Wat bij mij vooral naar boven komt is dat zoveel leerlingen het gewoon hálen! Ze halen de examens, sluiten het vmbo met succes af en gaan door naar het mbo. Hoge slagingspercentages die bemoedigend zijn. Dat is waar we het allemaal voor doen!”