Sander Esselink – docent, LOB-coördinator en decaan op de scholengemeenschap Marianum in Lichtenvoorde #docenten
25 jaar docent met passie voor het vmbo

25 jaar docent met passie voor het vmbo
Schoolloopbaan: Sander behaalde zijn havo-diploma op het Marianum in Groenlo. Daarna volgde hij een extra jaar vwo op dezelfde school, omdat hij zich slechts voor één vervolgopleiding had opgegeven en in eerste instantie werd afgewezen. Na dit vwo-jaar besloot hij de Eerstegraads lerarenopleiding tekenen en kunstgeschiedenis in Kampen (tegenwoordig ArtEZ in Zwolle) te volgen. Vervolgens studeerde hij Kunst en kunstbeleid aan de Rijksuniversiteit in Groningen.
Loopbaan: In 1999 begon hij als invaldocent op diverse scholen en stuurde op een gegeven moment een open sollicitatie naar een functie op het Marianum, waar hij inmiddels al 25 jaar werkzaam is.
“Tekenen was altijd al iets waar ik goed in was, en ik wilde er graag iets mee gaan doen. Vrienden van mij kozen voor de meao of heao, maar dat leek me helemaal niets. Mijn moeder werkte vroeger in het basisonderwijs, en we praatten daar thuis regelmatig over. Uiteindelijk besloot ik het tekenen en het onderwijs met elkaar te combineren. Een carrière als kunstenaar leek me te onzeker; je moest echt uitblinken om daarmee je boterham te kunnen verdienen.”
“Na een open sollicitatie werd ik aangenomen op de school waar ik zelf ook leerling ben geweest. Mijn ervaring als invaldocent kwam goed van pas, en zo ben ik op het Marianum terechtgekomen. In de loop der jaren heb ik verschillende functies vervuld en ben ik, naast docent beeldende vorming, uiteindelijk decaan geworden.”
“Er was geen specifieke docent die me inspireerde, maar ik vond tekenen altijd erg leuk, mede dankzij mijn talent daarvoor. Ik wilde iets gaan doen met dat talent, dat was vanaf het begin duidelijk. Als ik geen docent zou zijn geworden, dan had ik waarschijnlijk in het restauratiewerk willen zitten, bijvoorbeeld het restaureren van schilderijen of meubels. Dat ambachtelijke werk spreekt mij nog steeds aan.”
“Ik heb bij enkele collega’s navraag gedaan, maar denk dat de meeste leerlingen mij als enthousiast, sociaal en duidelijk zouden beschrijven. Ik denk dat ik me goed kan inleven in de leerlingen en ik vind humor belangrijk in de omgang met hen.”
“Er zijn zeker verschillen, al geldt dat niet voor alle leerlingen. Over het algemeen zie ik dat leerlingen tegenwoordig sneller schakelen, minder geduld hebben en anders omgaan met tegenslagen. Vroeger was een brugklasleerling in het begin vaak nog wat verlegen, maar dat is nu wel anders geworden.”
“Neem de tijd! Dat ze de tijd mogen nemen om een opdracht/werkstuk uit te voeren. Misschien lukt een werkstuk niet altijd goed, maar zorg er dan voor dat je het netjes en verzorgd aanlevert. Ik vind werkverzorging een belangrijk ding. En ook een stukje pedagogie wat zich onder meer vertaalt naar het opruimen van de rommel in het lokaal. Ook als het niet je eigen rommel is. Wat nogal eens gebeurt is dat ik aan een leerling vraag om iets op te
rapen en in de prullenbak te gooien. Het antwoord wat je dan krijgt: ‘Dat is niet van mij’. Nou ja, dat je ze dan aanleert dat je dat dan toch best even kunt oprapen. Dat valt ook onder verantwoordelijkheid aanleren en een prettige werkhouding bevorderen.”
“Dat vind ik een lastige vraag. Ik denk dat het hebben van de profielen zoals we die nu kennen de grootste verandering is. En dat we ook voortdurend bezig zijn met het verbeteren van de aansluiting naar het mbo. Zo vind ik het SMART-START-jaar bij sommige sectoren op een mbo-school bij ons in de regio een positieve verandering. Dankzij dit initiatief wordt het voor leerlingen gemakkelijker een goede keuze te maken voor een vervolgopleiding.
Het vele vastleggen van allerlei dingen en handelingen is ook een behoorlijke verandering; als docent moet je zoveel administreren, dat voelt wel eens een beetje beknellend en belemmerend. Het heeft mijn rol als docent wel een beetje veranderd.”
“Eigenlijk ging het lesgeven me vanaf het begin af aan goed af. Ik had er denk ik aanleg voor. Maar in al die tijd dat ik lesgeef is de binding met de leerlingen wel het allerbelangrijkste voor mij geweest. En ik heb geleerd dat je naast vakdocent toch vooral ook een pedagoog bent. Ik wil de leerling graag zien en ze een veilige plek in mijn lokaal geven. Je moet ook wel een klik hebben met leerlingen, anders gaan ze niet voor je aan het werk.”
“Dat je voor een groot aantal leerlingen iets kunt betekenen. Vooral als mentor merk je dat. Nu ook weer als decaan. Dat je een luisterend oor mag zijn wat leerlingen in jou waarderen.
Vaak hoor je achteraf van een leerling dat je iets voor hen hebt betekend; dat is heel erg fijn om te horen en geeft veel voldoening. Dat je hoort van een leerling dat die dankzij jouw advies en hulp een beroep heeft gekozen wat helemaal bij hem past.”
“Dan zou ik ervoor pleiten om nog meer te gaan samenwerken met het mbo. Want eerlijk, hoe voorbereidend zijn we als vmbo helemaal? Het mavo… wat is daar ‘beroepsonderwijs’ aan? We zullen volgens mij nog veel meer de verbinding moeten maken met het mbo. Ook tussen docenten, contacten leggen, bij elkaar over de vloer komen.”
“Ook niet zo’n gemakkelijke vraag. Trots, hmm, trots…. Ik vind het bijzonder dat ik het nog zo goed kan vinden met leerlingen. Dat we het leuk hebben in de klas, dat er een fijne wisselwerking is. En wat me trots maakt is dat onze school een veilige plek is voor kinderen en dat het een prettige ontmoetingsplaats mag zijn. Maar ook fijn dat het werk me voldoening en energie geeft. Als het lesgeven verandert in een strijd met leerlingen en dat dit al je energie opslokt; dat lijkt me vréselijk. Dan zou ik er meteen mee stoppen!”