De keuze is reuze #artikelen
“Laat de ontwikkeling van talenten van leerlingen leidend zijn.”

“Laat de ontwikkeling van talenten van leerlingen leidend zijn.”
In de kern ging ‘Vernieuwing vmbo’ over de invoering van nieuwe beroepsgerichte examenprogramma’s in de bovenbouw van het vmbo. Maar in de praktijk was het veel meer dan dat. Als er één woord is dat deze vernieuwing typeert is dat wel ruimte, voor leerlingen en voor scholen. In gesprek met Huibert de Jonge, adviseur voor het vmbo van het Markland College in Oudenbosch en daarvoor 16 jaar directeur van Ravelijn in Steenbergen.
Met ‘Vernieuwing’ vmbo zijn vanaf 2016/17 de 35 afdelingsprogramma’s vervangen door tien bredere profielen, is er een nieuwe structuur met een gemeenschappelijk deel, profielvak en beroepsgerichte keuzevakken geïntroduceerd en is LOB verankerd in de examenprogramma’s. Naast het actualiseren van verouderde inhoud, ook om deze beter te laten aansluiten bij het mbo en thema’s op de arbeidsmarkt, bestond er behoefte aan minder versnippering en een duidelijkere, meer flexibele en toekomstbestendige structuur. Vanaf 2013 waren er pilotscholen die de profielen meeontwikkelden. Inmiddels heet ‘Vernieuwing vmbo’ nieuw vmbo en wordt er nagedacht over de doorontwikkeling van het beroepsgerichte programma.
Over het proces van Vernieuwing vmbo, dat met het veld gestalte kreeg, is eerder een artikel verschenen. De Vernieuwing vmbo is gemonitord en geëvalueerd. In 2024 verscheen het eindrapport ‘Een goede basis in het vernieuwde vmbo. Eindrapport monitor- en evaluatieonderzoek Vernieuwing vmbo 2016-2023.’ |
Er zijn scholen die de ruimte die de vernieuwing bood hebben aangegrepen om hun visie op de doorontwikkeling van hun onderwijs vorm te geven. Een ander deel van de scholen richtte zich vooral op de uitvoering van de vernieuwing en voerde de programma’s in zonder veel te veranderen (bron: Evaluatie Vernieuwing).
De onderwijsloopbaan van Huibert de Jonge begon zo’n 44 jaar geleden aan een lts. Tot enkele jaren geleden was hij directeur van vmbo Ravelijn, indertijd pilotschool bij de Vernieuwing. Momenteel is hij, – na een interim opdracht als algemeen directeur op het Munnikenheide College in Etten-Leur en Rucphen -, als adviseur verbonden aan het vmbo op Markland Oudenbosch, een brede scholengemeenschap van vmbo tot en met vwo. “Het proces en de impact van de vernieuwing is anders verlopen op beide scholen. Voor Ravelijn kwam de vernieuwing precies op het goede moment: de school was in beweging, vooral in de onderbouw. Het team wilde graag als pilotschool meedoen, omdat het naadloos aansloot bij de richting die men op wilde. Daardoor hebben zij de bedoeling van de vernieuwing veel sterker meegekregen: de ontwikkeling van onderwijs dat meer gericht was op vakmanschap, naar bredere oriëntatie in het vmbo met het oog op een goede vervolgkeuze. Op andere scholen neemt het inzicht en de omslag van een focus op vakmanschap naar een goede oriëntatie meer tijd in beslag. Met het praktijkgerichte programma, ingevuld met beroepsgerichte vakken omdat het profiel D&P als ‘te theoretisch en teveel achter de computer’ ervaren werd, bereidt Markland Oudenbosch nu ook mavo-leerlingen voor op hun vervolgopleiding.”
De vernieuwing heeft het vmbo zichtbaar in beweging gebracht. De nieuwe structuur maakte meer flexibiliteit en eigen keuzes mogelijk. Daardoor heeft elke school – en soms elk profiel – zijn eigen vernieuwing (bron Evaluatie Vernieuwing).
“Die verschillen zijn niet erg, als de leerling maar de kans krijgt om een bewuste keuze te maken en voorbereid aan het mbo begint. Vernieuwing vmbo was een ontzettend mooi proces met veel betrokkenheid van de scholen. Daarom: Als een meerderheid van scholen het ‘wat’ van een vernieuwing draagt, laat dat dan gebeuren en stel het niet steeds uit. Voor de invoering van het PGP in 2028 is
ook nog steeds niet bekend of het wel of niet verplicht is. Dat werkt uitstelgedrag in de hand. Het ‘hoe’ is aan de scholen. De schoolleiding is essentieel in het meenemen van docenten. Het is goed als je als school ruimte hebt om rekening te houden met je eigen context en regio. Daardoor blijft er ook wat te kiezen voor leerlingen en ouders.”
Schoolleiders noemen de komst van keuzevakken en de mogelijkheden die dat biedt voor leerlingen als een grote winst van de vernieuwing. Gemiddeld bieden scholen 21 keuzevakken aan, op zes van de tien scholen kunnen leerlingen keuzevakken volgen buiten het eigen profiel (bron Vernieuwing vmbo).
“De keuzevakken zijn een van de mooiste ontwikkelingen uit de vernieuwing. Om de functie van keuzevakken: oriënterend, verdiepend of verbredend, goed uit de verf te laten komen, is een voortraject nodig met loopbaanleergesprekken: immers als leerlingen breder kunnen kiezen, moeten ze ook voorbereid zijn op die keuze. Die voorbereiding begint al in de onderbouw.
Bij Ravelijn kon een leerling kiezen uit 46 keuzevakken over de vier profielen heen. Vanuit het brede perspectief kun je steeds meer versmallen naar wat de leerling wil. Het is waar, dat leerlingen vroeg moeten kiezen, maar geef degene die het weet de mogelijkheid om zich in die stroom te ontwikkelen, en een ander die het nog niet weet de mogelijkheid om wat later te kiezen. Dat is goed voor de leerling en goed voor de betaalbaarheid.
Verbreding leidt tot ontdekken. Als wij hier het keuzevak procestechniek niet zouden aanbieden, hoe moet een leerling daar dan anders ooit mee in aanraking komen? En als meiden – vaak tegen hun verwachting in – ontdekken dat ze lol krijgen in techniek en daar goed in kunnen worden, is dat een fantastische ervaring.
Meer keuzevakken bieden is niet meteen makkelijk organiseerbaar. Je moet het willen. Op Ravelijn hebben we laten zien dat het kan: op een vast moment gaven docenten meerdere keuzevakken tegelijk aan een combinatie van alle leerwegen, ook de TL. Dat vraagt om anders lesgeven: leerlingen meer verantwoordelijkheid geven voor hun leerproces door ze te leren werken met lesbrieven of omschreven opdrachten, in plaats van vooren nadoen. De docent regisseert en arrangeert.”
Zeker aanvankelijk stond het neerzetten van de hoofdstructuur centraal en bleef de integratie van LOB achter. In 2023 zegt ruim vier op de tien schoolleiders dat LOB nog minder ver ontwikkeld is dan men zou willen (bron Evaluatie Vernieuwing).
Op Markland moet LOB nog een duidelijker rol gaan krijgen en is men ervan doordrongen, dat loopbaanleergesprekken waarbij leerlingen vanaf leerjaar 1 meer in regie zijn en hun eigen doelen stellen, hun motivatie versterkt. Dan leert de leerling dat hij/zij het voor zichzelf doet. Dat betekent voor docenten een transitie van mentorgedrag naar coachingsgedrag, in de stand van de ‘v’ (voorbereidend) van vmbo. De keuzevakken spelen daarbij een ontzettend belangrijke rol, juist ook voor een bredere oriëntatie. Zo wordt LOB de rode draad in het onderwijs.
Op Ravelijn volgden leerlingen de keuzevakken in leerjaar 4, ná het cspe in leerjaar 3 en in voorbereiding op het mbo. Op het Markland wordt het cspe in leerjaar 4 afgenomen. “Het cspe belemmert. Het BWI-examen duurt dit jaar 890 minuten. Het is niet helder wat we aftoetsen en waarom. Docenten voelen geen ruimte voor activiteiten buiten de methode. Ze richten zich op het cspe als einddoel, niet op een goede voorbereiding op het mbo en dus wordt LOB
minder belangrijk gemaakt. Het niveau vaststellen kan op een andere manier, met meer vertrouwen in docenten en met partners van buiten.
Een second best alternatief zou zijn om per module af te toetsen; dan kan het ook een grote opdracht worden in een SE. Daarom willen we graag meedoen aan het experiment PIE/BWI en eventuele andere experimenten. Met twee verplichte modules en zes keuzevakken is nóg meer maatwerk voor leerlingen mogelijk. Het onderscheid tussen profielvakken en keuzevakken is dan minder groot. Op Markland willen we leerlingen straks in twee brede uitstroomrichtingen – de technisch/technologische en de dienstverlenings- en maatschappelijke kant – laten kiezen, ook uit keuzevakken van profielen die we niet aanbieden. Door een diverser aanbod aan keuzevakken zou je ook anders naar de bemensing kunnen kijken. Daarbinnen blijven de profielen gewoon bestaan, alleen de opzet tot het diploma wordt anders en beter.”
Nagenoeg alle schoolleiders beschouwen het vernieuwde vmbo als een goede basis voor vervolgonderwijs. Extra en gerichte impulsen, zoals Sterk Techniekonderwijs, de Wet doorlopende leerroutes vmbo-mbo en de pilots pgp, zijn nodig om positieve opbrengsten tot stand te brengen (bron: Evaluatie Vernieuwing).
“De vervolgstap en de afstemming met het mbo blijft lastig. Het programma Sterk Techniekonderwijs zorgt ervoor dat we als vmbo-scholen onderling zijn gaan samenwerken, maar de samenwerking met het mbo komt – uitzonderingen daargelaten – nog niet echt van de grond en lukt het niet de ontwikkeling van de leerling daarin centraal te stellen. Dat moet de focus zijn van alles wat we doen: voor de leerling!
Alle routes, van de basisberoepsgerichte leerweg tot en
met de havo, leiden op voor een beroepsopleiding, op het mbo of hbo. Dat besef dringt steeds meer door. Al die leerlingen moeten voorbereid worden op hun vervolg. Op Markland bieden we daarom nu T&T voor de mavo en voor de praktijkhavo. Een beperkende factor is dat in ons hele onderwijssysteem de focus ligt op wat een leerling níet kan, in plaats van wat de leerling wél kan. Dan zou het onderwijsstelsel simpeler ingericht kunnen worden, met uitstromen op verschillende vakkenniveaus in plaats van bijvoorbeeld een aparte mavo en havo.”